Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid. | Thou art all fair, my love; there is no spot in thee. |
Uw schoonheid moet niet gelegen zijn in uiterlijkheden, zoals kunstig gevlochten haar, gouden sieraden of elegante kleding, maar in wat verborgen ligt in uw hart, in een zacht en stil gemoed. Dat is een onvergankelijk sieraad dat God kostbaar acht. | Whose adorning let it not be that outward adorning of plaiting the hair, and of wearing of gold, or of putting on of apparel; But let it be the hidden man of the heart, in that which is not corruptible, even the ornament of a meek and quiet spirit, which is in the sight of God of great price. |
Charme is bedrieglijk en schoonheid vergaat, maar een vrouw met ontzag voor de HEER moet worden geprezen. | Favour is deceitful, and beauty is vain: but a woman that feareth the Lord, she shall be praised. |
Sta op en schitter, je licht is gekomen, over jou schijnt de luister van de HEER. | Arise, shine; for thy light is come, and the glory of the Lord is risen upon thee. |
U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof U om het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. | For thou hast possessed my reins: thou hast covered me in my mother's womb. I will praise thee; for I am fearfully and wonderfully made: marvellous are thy works; and that my soul knoweth right well. |
Maar de HEER zei tegen Samuel: ‘Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen. Het gaat niet om wat de mens ziet: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar de HEER kijkt naar het hart.’ | But the Lord said unto Samuel, Look not on his countenance, or on the height of his stature; because I have refused him: for the Lord seeth not as man seeth; for man looketh on the outward appearance, but the Lord looketh on the heart. |
Ook wil ik dat de vrouwen zich waardig, sober en ingetogen kleden. Ze moeten niet opvallen door een opzichtige haardracht, dure kleding, goud of parels, maar door goede daden, zoals gepast is voor vrouwen die zeggen dat ze God vereren. | In like manner also, that women adorn themselves in modest apparel, with shamefacedness and sobriety; not with broided hair, or gold, or pearls, or costly array; But (which becometh women professing godliness) with good works. |
Daarom verzaken wij onze plicht niet, want ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd. | For which cause we faint not; but though our outward man perish, yet the inward man is renewed day by day. |
Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand. | The grass withereth, the flower fadeth: but the word of our God shall stand for ever. |
Want Hij is het die ons gemaakt heeft tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid. | For we are his workmanship, created in Christ Jesus unto good works, which God hath before ordained that we should walk in them. |
Daarom zeg Ik jullie: maak je geen zorgen over je leven, over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam, over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? | Therefore I say unto you, Take no thought for your life, what ye shall eat, or what ye shall drink; nor yet for your body, what ye shall put on. Is not the life more than meat, and the body than raiment? |
God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep Hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. | So God created man in his own image, in the image of God created he him; male and female created he them. |