Maar na lange tijd zullen jullie toch de Heer, jullie God, weer gaan zoeken. En als je hem zoekt met je hele hart, dan zul je hem vinden. | En dan zult gij daar de Here, uw God, zoeken en Hem vinden, wanneer gij naar Hem vraagt met uw ganse hart en met uw ganse ziel. |
Stel dat je de hele wereld in bezit krijgt. Wat heb je daaraan als je je leven verliest? Het eeuwige leven is niet te koop. | Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven? |
Alleen bij God krijg ik rust, alleen hij kan mij redden. | Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil. |
Waarom ben ik zo bedroefd, waarom zo onrustig van binnen? Ik moet op God vertrouwen. Eens zal ik hem weer danken. Hij zal mij redden, hij is mijn God. | Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God! |
De Heer zegt: ‘Volk van Israël, denk eens na over hoe jullie leven. Denk eens aan de wet die ik jullie lang geleden gaf. Ik heb jullie de weg gewezen. Ik beloofde dat jullie in vrede zouden leven als jullie het goede zouden doen. Maar jullie zeiden: ‘Dat doen we niet.’’ | Zo zegt de Here: Gaat staan aan de wegen, en ziet en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is, opdat gij die gaat en rust vindt voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij willen die niet gaan. |
Jezus antwoordde: ‘De eerste en belangrijkste regel is deze: «De Heer is je God. Je moet van hem houden met je hele hart, met je hele ziel, en met je hele verstand.»’ | Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. |
Beste vriend, ik hoop dat alles goed met je gaat, en dat je gezond bent. Ik weet dat het in ieder geval goed gaat met je geloof. | Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat. |
Jullie moeten niet bang zijn voor de mensen. Ze kunnen wel je lichaam doden, maar niet je ziel. Je moet alleen bang zijn voor God, want hij kan iemand met lichaam en ziel vernietigen in de hel. | En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. |
U maakte mij in de buik van mijn moeder. Elk deel van mijn lichaam hebt u gevormd. Ik dank u daarvoor. Want het is een wonder, zoals ik gemaakt ben. Alles wat u maakt, is een wonder. Dat weet ik heel goed. | Want Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid, wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet dat zeer wel. |
Jullie zullen mij zoeken. En als je mij zoekt met heel je hart, zul je mij vinden. | Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart. |
God, u bent mijn God! Ik zoek u, met heel mijn hart verlang ik naar u, mijn hele lichaam verlangt naar u. Om mij heen is het dor en droog, nergens vind ik water. | O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik, mijn ziel dorst naar U, mijn vlees smacht naar U, in een dor en dorstig land, zonder water. |
Ik dank de Heer, ik dank de heilige Heer vanuit het diepst van mijn hart. | Loof de Here, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam. |
Vriendelijke woorden geven mensen kracht, net zoals zoete honing mensen sterk maakt. | Vriendelijke woorden zijn als honigzeem, zoet voor de ziel en medicijn voor het gebeente. |
Ik verlang naar de Heer, ik wacht op hem, ik vertrouw op zijn woorden. | Ik verwacht de Here, mijn ziel verwacht en ik hoop op zijn woord. |
Heer, bescherm mij tegen mijn vijanden, bevrijd mij van bedriegers en leugenaars! | Here, red mij van de leugenlippen, van de bedrieglijke tong. |
De wet van de Heer is volmaakt, zijn wet geeft mensen weer kracht. De woorden van de Heer zijn betrouwbaar, het zijn wijze lessen voor jonge mensen. | De wet des Heren is volmaakt, zij verkwikt de ziel; de getuigenis des Heren is betrouwbaar, zij schenkt wijsheid aan de onverstandige. |
Daarna zei Jozua: ‘Houd je altijd heel precies aan de wetten en regels van de Heer, die Mozes aan jullie gegeven heeft. Jullie moeten de Heer, je God, liefhebben. Leef zoals hij het wil en houd je aan zijn wetten. Wees hem altijd trouw en dien hem met heel je hart en heel je ziel.’ | Alleen, volbrengt zeer nauwgezet het gebod en de wet, welke Mozes, de knecht des Heren, u geboden heeft: dat gij de Here, uw God, zoudt liefhebben, in al zijn wegen wandelen, zijn geboden onderhouden, Hem aanhangen, en Hem dienen met geheel uw hart en met geheel uw ziel. |
Ik zal voor u juichen en zingen, want u zult mij bevrijden. | Mijn lippen zullen jubelen, wanneer ik U zal psalmzingen, en mijn ziel, die Gij hebt verlost. |
Luister goed! Ik ga bijna sterven. Jullie weten heel goed dat de Heer, jullie God, zich aan al zijn beloftes gehouden heeft. Hij heeft ze allemaal laten uitkomen. | Zie, ik ga thans de weg van al het aardse; erkent nu met geheel uw hart en geheel uw ziel, dat niet één van alle goede beloften die de Here, uw God, u gegeven heeft, onvervuld gebleven is. Alles is voor u uitgekomen. Zijnerzijds is niets onvervuld gebleven. |
Alleen bij God zoek ik rust. Ik verwacht mijn hulp van hem. | Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting. |
Met heel mijn hart verlang ik naar u, u bent de God die leven geeft. Wanneer zal ik weer bij u zijn? | Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen? |
Iedereen die dorst heeft, zal ik te drinken geven. Iedereen die geen kracht meer heeft, maak ik weer sterk. | Want Ik verkwik de vermoeide ziel, elke versmachtende ziel verzadig Ik. |