Bijbelteksten over 'Riep'
In mijn verdrukking riep ik tot de HEER, Hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered. | Deze ellendige hier riep en de Here hoorde, Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. |
In mijn nood riep ik tot de HEER, ik schreeuwde naar mijn God om hulp. In zijn paleis hoorde Hij mijn stem, mijn roepen bereikte zijn oren. | Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan, tot mijn God riep ik om hulp. Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis, mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. |
En Jezus riep met luide stem: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’ Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit. | En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest. |
Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel, en Hij riep: ‘Laat wie dorst heeft bij Mij komen en drinken!’ | En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke! |
Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal zijn en ieders dienaar.’ | En Hij ging zitten, riep de twaalven en zeide tot hen: Indien iemand de eerste wil zijn, die zal de allerlaatste zijn en aller dienaar. |
Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei: ‘Wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en Mij volgen.’ | En Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich en zeide tot hen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. |
Omdat ik de arme redde die om hulp riep, en de wees die in de steek gelaten was. Ik werd gezegend door de stervende, in het hart van de weduwe bracht ik de vreugde terug. | Want ik redde de ellendige die om hulp riep, de wees en hem die geen helper had; de zegenwens van wie dreigde onder te gaan, kwam op mij, en het hart der weduwe deed ik jubelen. |
Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dopen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” | Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam. |
Ik zocht de HEER en Hij gaf antwoord, Hij heeft mij van alle angst bevrijd. | Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. |
De talloze mensen die voor Hem uit liepen en achter Hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de Zoon van David! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hoogste hemel!’ | En de scharen, die vóór Hem uit gingen en die volgden, riepen, zeggende: Hosanna de Zoon van David, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren; Hosanna in de hoogste hemelen! |
Toen mijn mond Hem aanriep, lag een lofzang op mijn tong. | Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen, of er was een lofzang onder mijn tong. |
Uit de rib die Hij bij de mens had weggenomen, bouwde de HEER God een vrouw en Hij bracht haar bij de mens. Toen riep de mens uit: ‘Dit is ze! Mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees en bloed. Vrouw wordt zij genoemd, genomen uit een man.’ Daarom maakt een man zich los van zijn vader en moeder en hecht hij zich aan zijn vrouw, en zij zullen één lichaam zijn. | En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal „mannin” heten, omdat zij uit de man genomen is. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn. |
In mijn nood heb ik geroepen: ‘HEER!’ En de HEER antwoordde, Hij gaf mij ruimte. | Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld. |
Wie heeft dat tot stand gebracht? Wie roept de generaties vanaf het begin? Ik, de HEER, Ik was de eerste en ook bij de laatsten zal Ik zijn. | Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatsten ben Ik dezelfde. |
Hij gaf op sabbat onderricht in een synagoge. Er was daar ook een vrouw die al achttien jaar bezeten was door een geest die haar ziek maakte. Ze was helemaal krom en kon met geen mogelijkheid rechtop staan. Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij zich en zei tegen haar: ‘U bent verlost van uw ziekte,’ en Hij legde haar de handen op. Meteen ging ze rechtop staan en loofde God. Maar de leider van de synagoge werd boos omdat Jezus op sabbat genas en zei tegen de menigte: ‘Er zijn zes dagen om te werken. Kom dus op die dagen om u te laten genezen en niet als het sabbat is!’ Maar de Heer zei: ‘Huichelaars! Maakt niet ieder van jullie op sabbat zijn os of ezel los van de voederbak om hem te laten drinken? Mocht deze vrouw, die een dochter is van Abraham en al achttien jaar door Satan geboeid werd gehouden, dan niet op sabbat uit deze boeien worden losgemaakt?’ Toen Hij dat zei, stonden al zijn tegenstanders beschaamd, maar de hele menigte was verheugd over de machtige daden die door Hem werden verricht. | Hij was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dàn om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden. |
Hij die in de hemel zijn verheven verblijf heeft gebouwd, Hij die het hemelgewelf op de aarde laat rusten, Hij die het water van de zee bijeenroept en het uitstort over de aarde – zijn naam is HEER. | Die in de hemel zijn opperzalen heeft gebouwd en zijn gewelf op aarde heeft gegrondvest, die het water der zee heeft opgeroepen en uitgegoten over de oppervlakte der aarde – Here is zijn naam. |
Hij heeft u daartoe geroepen door het evangelie dat wij u verkondigd hebben en waardoor u zult delen in de luister van onze Heer Jezus Christus. | Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus. |
Wees niet als jullie voorouders. Toen de vroegere profeten hen in mijn naam opriepen om terug te keren van hun dwaalwegen en te breken met hun kwalijke praktijken, luisterden ze niet en gaven ze aan mijn woorden geen gehoor – spreekt de HEER. | Weest niet gelijk aan uw vaderen, tot wie de vroegere profeten gepredikt hebben: zo zegt de Here der heerscharen: bekeert u toch van uw boze handel en wandel; maar zij luisterden niet en sloegen op Mij geen acht, luidt het woord des Heren. |
Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ | En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. |
Bijbeltekst van de dag
“Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft,” zo zegt de Schrift.Willekeurige Bijbeltekst
De HEER, je God, zal in je midden zijn,Hij is de held die je bevrijdt.
Hij zal vol blijdschap zijn, verheugd over jou,
in zijn liefde zal Hij zwijgen,
in zijn vreugde zal Hij over je jubelen.Volgende tekst!Met afbeelding