U moet de HEERE, uw God, dienen. Dan zal Hij uw brood en uw water zegenen. Ik zal ziekte uit uw midden doen wijken. | Maar gij zult de Here, uw God, dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen en Ik zal ziekte uit uw midden verwijderen. |
Geliefde, ik wens dat het u in alles goed gaat en dat u gezond bent, zoals het uw ziel goed gaat. | Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat. |
Hij geneest de gebrokenen van hart, Hij verbindt hen in hun leed. | Hij geneest de verbrokenen van hart en verbindt hun wonden. |
Een blij hart bevordert de genezing, maar een neerslachtige geest doet de beenderen verdorren. | Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren. |
Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die u van God hebt ontvangen, en dat u niet van uzelf bent? U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn. | Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? Want gij zijt gekocht en betaald. Verheerlijkt dan God met uw lichaam. |
Genees zieken, reinig melaatsen, wek doden op, drijf demonen uit. U hebt het voor niets ontvangen, geef het voor niets. | Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet. |
Lieflijke woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen. | Vriendelijke woorden zijn als honigzeem, zoet voor de ziel en medicijn voor het gebeente. |
Wees niet wijs in je eigen ogen: vrees de HEERE en keer je af van het kwade. Het zal een medicijn zijn voor je navel en verfrissing voor je beenderen. | Wees niet wijs in eigen ogen, vrees de Here en wijk van het kwaad; het zal medicijn wezen voor uw vlees, en lafenis voor uw gebeente. |
Maar Jezus, Die dat hoorde, zei tegen hen: Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig, maar wie ziek zijn. | Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. |
Weer dus de wrevel uit uw hart, en doe het kwade weg uit uw lichaam. De jeugd en jonge jaren zijn immers een zucht. | Weer dus het verdriet uit uw hart en houd de kwalen weg van uw lichaam, want jeugd en jonkheid zijn ijdelheid. |
Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, maar de godsvrucht is nuttig voor alle dingen, omdat zij de belofte van het tegenwoordige en van het toekomende leven heeft. | Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, doch de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudt van leven, in heden en toekomst. |
Uitgestelde verwachting krenkt het hart, maar een vervuld verlangen is een boom des levens. | Een langgerekt hopen maakt het hart ziek, maar een vervulde begeerte is een boom des levens. |