Ik sla mijn ogen op naar de bergen. Van waar komt mijn hulp? Mijn hulp komt van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft. | Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
Onze hulp is in de naam van de HEER, die hemel en aarde gemaakt heeft. | Onze hulp is in de Naam van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood. | God is ons een toevlucht en kracht; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden. |
Daarom vastten wij en vroegen onze God om hulp, en Hij verhoorde ons. | Wij vastten en verzochten onze God hierom, en Hij liet Zich door ons verbidden. |
In mijn nood riep ik tot de HEER, ik schreeuwde naar mijn God om hulp. In zijn paleis hoorde Hij mijn stem, mijn roepen bereikte zijn oren. | In mijn nood riep ik de HEERE aan, ik riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem vanuit Zijn paleis, mijn hulpgeroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren. |
Omdat ik weet dat dit alles door uw gebed en de hulp van de Geest van Jezus Christus tot mijn redding leidt. | Want ik weet dat dit mij tot zaligheid strekken zal, door uw gebed en de ondersteuning van de Geest van Jezus Christus. |
Omdat ik de arme redde die om hulp riep, en de wees die in de steek gelaten was. Ik werd gezegend door de stervende, in het hart van de weduwe bracht ik de vreugde terug. | Want ik bevrijdde de ellendige die om hulp riep, en de wees die geen helper had. De zegen van hem die verloren ging, kwam over mij; en het hart van de weduwe deed ik vrolijk zingen. |
Je weet toch dat Ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen of Hij stelt Mij onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking. | Of denkt u dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen? |
Laten we dus zonder schroom de troon van Gods genade naderen, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden. | Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip. |
En bovendien komt de Geest onze zwakheid te hulp; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. | En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. |
Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. Doe je dat toch en smeken zij Mij om hulp, dan zal Ik zeker naar hen luisteren: Ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden, en dan zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen wees. | U mag geen enkele weduwe of wees onderdrukken. Als u hen maar enigszins onderdrukt en zij maar enigszins tot Mij om hulp roepen, zal Ik hun roep zeker verhoren. Mijn toorn zal ontbranden en Ik zal u met het zwaard doden en uw vrouwen zullen weduwen en uw kinderen wezen worden. |
Luister, dit zegt de HEER over Zerubbabel: Niet door eigen kracht of macht zal hij slagen – zegt de HEER van de hemelse machten – maar alleen met hulp van mijn geest. | Dit is het woord van de HEERE tot Zerubbabel: Niet door kracht en niet door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de HEERE van de legermachten. |
De HEER God zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.’ | Ook zei de HEERE God: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem. |
De HEER heb ik lief, hij hoort mijn stem, mijn smeken, hij luistert naar mij, ik roep hem aan, mijn leven lang. | Ik heb de HEERE lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smeekbeden. Want Hij neigt Zijn oor tot mij, daarom zal ik Hem al mijn dagen aanroepen. |
Het oog van de HEER rust op de rechtvaardigen, zijn oor luistert naar hun hulpgeroep. | De ogen van de HEERE rusten op de rechtvaardigen, Zijn oren zijn gericht op hun hulpgeroep. |
HEER, hoor mijn gebed, luister naar mijn smeken, antwoord mij, u bent trouw en rechtvaardig. | HEERE, luister naar mijn gebed, neem mijn smeekbeden ter ore. Verhoor mij naar Uw trouw, naar Uw gerechtigheid. |
Allen die Hem aanroepen is de HEER nabij, die Hem roepen in vast vertrouwen. | De HEERE is allen nabij die Hem aanroepen, allen die Hem in waarheid aanroepen. |
Toen mijn mond Hem aanriep, lag een lofzang op mijn tong. | Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd geroemd door mijn tong. |
Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. | Gods weg is volmaakt, het woord van de HEERE is gelouterd, Hij is een schild voor allen die tot Hem de toevlucht nemen. |
Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. | Gods weg is volmaakt, de woorden van de HEERE zijn gelouterd, Hij is een schild voor allen die tot Hem de toevlucht nemen. |
Aan wie rechtschapen is geeft Hij voorspoed, voor wie op rechte wegen gaat is Hij een schild. | Hij houdt voor de oprechten wijsheid gereed, Hij is een schild voor hen die in oprechtheid hun weg gaan. |
Wacht op de HEER, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de HEER. | Wacht op de HEERE, wees sterk en Hij zal uw hart sterk maken; ja, wacht op de HEERE. |
Zoek de HEER nu Hij zich laat vinden, roep Hem terwijl Hij nabij is. | Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is, roep Hem aan terwijl Hij nabij is. |
Hoor mijn gebed, HEER, luister naar mijn hulpgeroep, wees niet doof voor mijn verdriet, want een vreemdeling ben ik, bij U te gast zoals ook mijn voorouders waren. | Luister naar mijn gebed, HEERE, neem mijn hulpgeroep ter ore, zwijg niet bij mijn tranen, want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, zoals al mijn vaderen. |
In mijn nood heb ik geroepen: ‘HEER!’ En de HEER antwoordde, Hij gaf mij ruimte. | Uit de benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen, de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet. |