En al wat gij in het gebed gelovig vragen zult, zult gij ontvangen. | Alles waar jullie in gebed om vragen zul je ontvangen, als je maar gelooft. |
Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen. | En vraag jezelf niet af waarom het vroeger beter was dan nu. Het getuigt van weinig wijsheid als je daarnaar vraagt. |
En wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. | En wat jullie dan in mijn naam vragen, dat zal Ik doen, zodat door de Zoon de grootheid van de Vader zichtbaar wordt. |
En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn. | Dan zal Ik de Vader vragen jullie een andere pleitbezorger te geven, die altijd bij je zal zijn. |
Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. | Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en Hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven. |
Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden. | Als jullie in Mij blijven en mijn woorden in jullie, kun je vragen wat je wilt en het zal gebeuren. |
Of meent gij, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen terzijde stellen? | Je weet toch dat Ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen of Hij stelt Mij onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking. |
De goddeloze vraagt te leen en geeft niet terug, maar de rechtvaardige ontfermt zich en schenkt. | De zondaar vraagt te leen en brengt niet terug, de rechtvaardige geeft, uit mededogen. |
En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. | Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. |
En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden. | En omdat we weten dat Hij naar ons luistert, wat we Hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we Hem gevraagd hebben. |
Dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart. | Jullie zullen mij zoeken en ook vinden, als jullie mij tenminste met hart en ziel zoeken. |
Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden? | Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal de Vader in de hemel dan niet de heilige Geest geven aan wie Hem daarom vragen! |
Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. | Geliefde broeders en zusters, als ons hart ons niet aanklaagt, kunnen we ons vol vertrouwen tot God wenden en ontvangen we van Hem wat we maar vragen, omdat we ons aan zijn geboden houden en doen wat Hij wil. |
Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. | Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. |
Gods weg is volmaakt; des Heren woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. | Gods weg is volmaakt, het woord van de HEER is zuiver, een schild is Hij voor allen die bij Hem schuilen. |
Het is een valstrik voor een mens ondoordacht „heilig” te roepen, en pas na gedane geloften te overwegen. | Wie ondoordacht een gelofte aflegt en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden, zet een valstrik voor zichzelf. |
Jonge leeuwen lijden ontbering en honger, maar wie de Here zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed. | Jonge leeuwen lopen hongerig rond, wie de HEER zoekt, ontbreekt het aan niets. |
Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente en in Christus Jezus tot in alle geslachten, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen. | Aan Hem die door de kracht die in ons werkt bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken, aan Hem komt de eer toe, in de kerk en in Christus Jezus, van geslacht op geslacht, tot in alle eeuwigheid. Amen. |
Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden. | Daarom zeg Ik jullie: alles waarom jullie bidden en vragen, geloof dat je het al ontvangen hebt, en je zult het krijgen. |
Plannen mislukken bij gebrek aan overleg, maar door de veelheid van raadgevers komt iets tot stand. | Bij gebrek aan overleg mislukken plannen, ze slagen pas na rijp beraad. |
En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest, daartoe wakende met alle volharding en smeking voor alle heiligen. | Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bid voortdurend voor alle heiligen. |
Ik heb de Here lief, want Hij hoort mijn stem, mijn smekingen. Want Hij heeft zijn oor tot mij geneigd, daarom zal ik mijn leven lang (tot Hem) roepen. | De HEER heb ik lief, hij hoort mijn stem, mijn smeken, hij luistert naar mij, ik roep hem aan, mijn leven lang. |
Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. | Vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel. Twijfelaars zijn als de golven in zee, die door de wind nu eens de ene en dan weer de andere kant op worden geblazen. |
Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden voor hen die Mij niet zochten; Ik zeide tot een volk dat mijn naam niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik. | Al vragen zij niet naar Mij, toch laat Ik me raadplegen, en al zoeken ze Mij niet, toch laat Ik me vinden. Al roept dit volk mijn naam niet aan, toch antwoord Ik: ‘Hier ben Ik, hier ben Ik.’ |
Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt. | Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar, dan zult u genezen. Want het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet. |