Maar Jezus zei: ‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?’ | Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat? |
Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij Mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: Ik heb de wereld overwonnen. | Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede zult hebben. In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen. |
Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. | Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden. |
Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet. | Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u. Laat uw hart niet in beroering raken en niet bevreesd worden. |
Jezus zei tegen haar: ‘Ik heb je toch gezegd dat je Gods grootheid zult zien als je gelooft?’ | Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien? |
Jullie hebben niet Mij uitgekozen, maar Ik jullie, en Ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Dan zal de Vader je alles geven wat je Hem in mijn naam vraagt. | Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft. |
Want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen vervuld van Geest en waarheid. | God is Geest en wie Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid. |
Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals Ik jullie heb liefgehad. | Dit is Mijn gebod: dat u elkaar liefhebt, zoals Ik u liefgehad heb. |
Jezus antwoordde: ‘Wanneer iemand Mij liefheeft zal hij zich houden aan wat Ik zeg, mijn Vader zal hem liefhebben en mijn Vader en Ik zullen bij hem komen en bij hem wonen.’ | Jezus antwoordde en zei tegen hem: Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen. |
‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’ | En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. |