Zeker, mijn ziel is stil voor God; van Hem is mijn heil. | Alleen bij God krijg ik rust, alleen hij kan mij redden. |
Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet al te zeer wankelen. | Bij hem ben ik veilig. Hij redt mij altijd, hij beschermt me. Er zal mij geen kwaad overkomen. |
Zeker, mijn ziel, zwijg voor God, want van Hem is mijn verwachting. | Alleen bij God zoek ik rust. Ik verwacht mijn hulp van hem. |
Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet wankelen. | Alleen bij hem ben ik veilig. Hij redt mij altijd, hij beschermt me. Er zal mij geen kwaad overkomen. |
In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God. | De Heer redt mij, hij geeft me kracht. Bij hem ben ik veilig, want hij is machtig. Bij hem vind ik bescherming. |
Ook de goedertierenheid is van U, Heere, want U zult eenieder vergelden naar zijn werk. | Steeds weer laat u uw liefde zien. U geeft aan ieder mens wat hij verdient. |