En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden, zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te zullen worden. | Als u bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want zij denken dat zij door de veelheid van hun woorden verhoord zullen worden. |
Vriendelijke woorden zijn als honigzeem, zoet voor de ziel en medicijn voor het gebeente. | Lieflijke woorden zijn een honingraat, zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen. |
Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend. | Loof de HEERE, roep Zijn Naam aan, maak Zijn daden bekend onder de volken. |
Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend. | Zo zal Mijn woord zijn dat uit Mijn mond uitgaat: het zal niet vruchteloos tot Mij terugkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Ik het zend. |
Mogen de woorden van mijn mond en de overleggingen van mijn hart U welgevallig zijn, o Here, mijn rots en mijn verlosser. | Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! |
Een dwaas schept geen behagen in inzicht, maar hierin, dat zijn hart zich bloot geeft. | Een dwaas vindt geen vreugde in inzicht, maar alleen in het blootgeven van zijn hart. |
Here, red mij van de leugenlippen, van de bedrieglijke tong. | HEERE, red mijn ziel van de valse lippen, van de tong vol bedrog. |
Met de mond stort de godvergetene zijn naaste in het verderf, maar door kennis worden de rechtvaardigen gered. | De huichelaar richt zijn naaste met zijn mond te gronde, maar door kennis worden de rechtvaardigen gered. |
De lippen van de dwaas brengen twist voort, en zijn mond roept om slagen. | De lippen van een dwaas komen terecht in onenigheid, zijn mond roept om slagen. |
In alle moeitevolle arbeid zal voordeel zijn, maar het gepraat der lippen leidt enkel tot gebrek. | Bij alle zwoegen is er overschot, praatjes leiden slechts tot gebrek. |
Kommer in het hart van de mens buigt het neder, maar een goed woord verblijdt het. | Bezorgdheid in iemands hart drukt het terneer, maar een goed woord verblijdt het. |
Al ware het, dat ik met de tongen der mensen en der engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal. | Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden. |
Bewaar uw tong voor het kwade en uw lippen voor het spreken van bedrog. | Behoed je tong voor het kwaad en je lippen voor het spreken van bedrog. |
De lippen van de rechtvaardige weten wat welgevallig is, maar de mond der goddelozen is enkel valsheid. | De lippen van de rechtvaardige weten wat aangenaam is, maar de mond van de goddelozen alleen verderfelijke dingen. |
En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam des Heren Jezus, God, de Vader, dankende door Hem! | En alles wat u doet met woorden of met daden, doe dat alles in de Naam van de Heere Jezus, terwijl u God en de Vader dankt door Hem. |
Indien iemand meent godsdienstig te zijn en daarbij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, diens godsdienst is waardeloos. | Als iemand onder u denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos. |
Het is een eer voor een man zich verre te houden van twist, maar elke dwaas barst los. | Het strekt een man tot eer zich buiten onenigheid te houden, maar iedere dwaas zal zich er juist in mengen. |
Doe weg van u de valsheid van mond en houd ver van u de verkeerdheid der lippen. | Doe weg van jou valsheid van mond en houd bedrog van lippen ver van je verwijderd. |
Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen. | Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles. |
Wie haat verbergt, is een leugenlip; wie laster verbreidt, is een dwaas. | Wie haat toedekt, heeft valse lippen, en wie een kwaad gerucht verspreidt, die is een dwaas. |
Een groot woord past niet aan een dwaas, hoeveel te minder leugentaal aan een edele. | Een lip die voortreffelijke dingen spreekt, past niet bij een dwaas, hoeveel te minder een vals woord bij een aanzienlijke. |
Uitgelezen zilver is de tong des rechtvaardigen; het hart der goddelozen is weinig waard. | De tong van de rechtvaardige is het beste zilver, het hart van de goddelozen is weinig waard. |
Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt, door de adem van zijn mond al hun heer. | Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht. |
Open uw mond, oordeel rechtvaardig, verschaf de verdrukte en nooddruftige recht. | Open je mond, oordeel met rechtvaardigheid, en verschaf recht aan de ellendige en de arme. |
Want zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg onder mijn gejammer de ganse dag. | Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. |