Israël, jij bent heel belangrijk voor mij, je bent heel veel waard. Ik houd zo veel van je! Voor jou gaf ik Egypte, Nubië en Seba weg. Voor jou geef ik alles weg, alle mensen en alle volken van de wereld.
Maar als we onze zonden eerlijk aan God vertellen, zal hij ons vergeven. Hij zal al het kwaad uit ons weghalen, zodat we helemaal rein worden. Want God is trouw en rechtvaardig.
Jezus zei tegen hem: ‘Als je volmaakt wilt zijn, ga dan naar huis. Verkoop alles wat je hebt en geef het geld aan de armen. Dan zul je in de hemel een grote beloning krijgen. Als je alles weggegeven hebt, kom dan terug en ga met mij mee.’
Dit zegt de Heer: ‘Ik zal het volk van Juda sterk maken en de Israëlieten redden. Ik zal voor hen zorgen en hen naar hun land terugbrengen. Ik had hen weggejaagd, maar het zal weer worden zoals vroeger. Ik ben de Heer, hun God, en ik zal naar hun gebeden luisteren.’
Toen ik jullie voorouders uit Egypte weghaalde, gaf ik hun deze regel: ‘Luister altijd naar wat ik zeg. Dan zal ik jullie God zijn, en dan zullen jullie mijn volk zijn. Ik zal jullie vertellen hoe je moet leven. Als je doet wat ik wil, zal het goed met jullie gaan.’
Ik zorg ervoor dat ze gered worden, ik geef hun het eeuwige leven. En niemand kan hen bij mij weghalen. Want mijn Vader heeft mij de hoogste macht gegeven. De Vader en ik zijn samen één. En niemand kan God, de Vader, iets afnemen.
Het echte geluk is voor jullie. Jullie zullen het moeilijk hebben, omdat je bij mij hoort. Misschien word je gehaat of weggestuurd. Misschien schelden de mensen je uit of bespotten ze je. Dat is vroeger ook gebeurd met de profeten. Als dat met jullie gebeurt, moet je blij zijn en vrolijk. Want jullie krijgen een grote beloning in de hemel.
In het huis van mijn Vader is plaats voor veel mensen. Daar mag je op vertrouwen. Want ik heb gezegd dat ik wegga om voor jullie een plaats klaar te maken.
Op een dag waren ze allemaal bij elkaar om de Heer te eren. Dat deden ze door te bidden en te vasten. Toen zei de heilige Geest: ‘Barnabas en Saulus moeten weggaan uit Antiochië. Ze moeten het werk gaan doen waarvoor ik hen uitgekozen heb.’
Jezus zei: ‘Dat is goed. Je bent beter geworden dankzij je geloof.’ Op datzelfde moment kon de man weer zien. Hij ging met Jezus mee, op weg naar Jeruzalem.
Heer, u hebt mij beschermd en gered. U steunde mij met uw sterke handen. U was bij me, en dat gaf me kracht. U maakte voor mij de weg vrij, zo kon ik verdergaan.
De Heer is goed en eerlijk, hij leert slechte mensen om goed te leven. Hij wijst ook de goede weg aan mensen die op hem vertrouwen. Hij zegt hun wat ze moeten doen.
Luister, dit is de waarheid: het is alleen maar goed voor jullie dat ik wegga. Want anders kan jullie helper, de heilige Geest, niet komen. Ik zal hem naar jullie toe sturen als ik bij God ben.