In het begin maakte God de hemel en de aarde. De aarde was leeg en verlaten. Overal was water, en alles was donker. En er waaide een hevige wind over het water.
En ik hoorde iedereen zingen, in de hemel, op de aarde, onder de aarde en in de zee: ‘God en het lam verdienen alle eer, alle macht en alle kracht, altijd en overal.’
God heeft zijn woning gebouwd in de hemel, en die hemel steunt op de aarde. God laat het water van de zee opstijgen, en hij laat het weer neerkomen op de aarde. Zijn naam is: Heer.
God zegende de mensen. Hij zei: ‘Jullie moeten kinderen krijgen. Zorg ervoor dat er overal op aarde mensen komen. Jullie moeten de baas zijn over de aarde. En ook over de vissen in de zee, over de vogels in de lucht en over alle dieren op het land.’
God houdt van jullie. Hij heeft jullie uitgekozen, en jullie horen nu bij hem. Daarom moeten jullie goede dingen doen: Je moet van harte meeleven met anderen. Je moet vriendelijk voor elkaar zijn, en geduldig. Denk niet aan jezelf.