Bijbelteksten over 'Redt'
Schatten aan goddeloosheid baten niet, maar gerechtigheid redt van de dood. | Slechtheid levert schatten op waar je niets aan hebt. Maar als je goed bent, redt dat je leven. |
De rechtvaardige heeft veel ellende, maar uit dat alles redt de HEERE hem. | Iemand die leeft zoals Hij het wil, maakt heel veel moeilijkheden mee. Maar de Heer redt hem elke keer. |
Bezit baat niet op de dag van de verbolgenheid, maar gerechtigheid redt van de dood. | Rijkdom helpt je niets als God je gaat straffen. Maar als je leeft zoals Hij het wil, redt dat je van de dood. |
Zij roepen en de HEERE hoort, Hij redt hen uit al hun benauwdheden. De HEERE is nabij de gebrokenen van hart, Hij verlost de verbrijzelden van geest. | Als de mensen die leven zoals de Heer het wil tot Hem om hulp roepen, dan luistert de Heer. Hij redt hen uit al hun moeilijkheden. Hij is dicht bij mensen die wanhopig zijn. Hij redt de mensen die alle hoop hebben opgegeven. |
U die de HEERE liefhebt, haat het kwade. Hij bewaart de ziel van Zijn gunstelingen, Hij redt hen uit de hand van de goddelozen. | Als je van de Heer houdt, haat dan het kwaad. Hij beschermt zijn vrienden. Hij redt hen van de mensen die zich niets van Hem aantrekken. |
De HEERE verlost de ziel van Zijn dienaren; allen die tot Hem de toevlucht nemen, worden niet schuldig verklaard. | De Heer redt de mensen die Hem dienen. Mensen die op Hem vertrouwen, zullen veilig zijn. |
Geloofd zij de Heere; dag aan dag overlaadt Hij ons. Die God is onze zaligheid. Sela | Prijs de Heer! Elke dag is onze God zo ontzettend goed voor ons! |
Maar ik, met dankzegging zal ik U offers brengen; wat ik beloofd heb, zal ik nakomen. Het heil is van de HEERE! | Maar ik zal U prijzen. Wat ik U beloofd heb, zal ik ook doen. Want U redt mijn leven. |
Leid mij in Uw waarheid en leer mij, want U bent de God van mijn heil; U verwacht ik de hele dag. | Leid mij en help me het goede te doen. Want U bent de God die mij redt. Ik vertrouw de hele dag op U. |
Hij zei: Ik heb U hartelijk lief, HEERE, mijn sterkte. De HEERE is mijn rots en mijn burcht en mijn Bevrijder, mijn God, mijn rots, tot Wie ik de toevlucht neem, mijn schild en de hoorn van mijn heil, mijn veilige vesting. | Hij zei: Ik houd heel erg veel van U, mijn Heer. U geeft mij kracht. Heer, U bent de rots onder mijn voeten, de burcht waar ik veilig ben, mijn Bevrijder. U bent mijn God, de rots waarop ik kan vertrouwen, het schild dat mij beschermt, mijn Redder, mijn sterke toren waarin ik veilig ben. |
Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet al te zeer wankelen. | Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. |
Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet wankelen. | Hij is de rots onder mijn voeten. Hij is de burcht waarin ik veilig ben. Ik zal niet verslagen worden door mijn vijanden. |
De HEERE Heere is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van de hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten. | Want de Heer is mijn kracht. Dankzij Hem zal ik rondspringen als een hert. Hij zal ervoor zorgen dat ik stevig blijf staan. |
In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God. | God zal mijn eer redden. Hij is de rots onder mijn voeten. Bij Hem ben ik veilig. |
Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid, mijn hart zal zich verheugen in Uw heil, ik zal voor de HEERE zingen, omdat Hij goed voor mij geweest is. | Ik vertrouw op uw goedheid en uw liefde. Mijn hart juicht omdat ik zeker weet dat U me zal redden. Ik zing voor de Heer omdat Hij goed voor me is geweest. |
Maar Ik ben de HEERE, uw God, sinds het land Egypte. Een God behalve Mij mag u daarom niet erkennen, en buiten Mij is er geen Heiland. | Maar Ik ben jullie Heer God. Dat ben Ik al vanaf de dag dat Ik jullie uit Egypte bevrijdde. Daarom mogen jullie geen andere goden hebben. Want er is geen andere Redder. |
Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn, al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen en zullen de velden geen voedsel voortbrengen, al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn en er geen rund in de stallen over zijn – ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil. | Zelfs als de vijgenbomen niet zullen bloeien, en er geen één druif in de wijngaarden te vinden zal zijn, en we geen enkele olijf van de olijfbomen zullen kunnen oogsten, en er niets meer op de akkers zal groeien, en alle schapen uit de stallen zullen worden geroofd, en alle koeien verdwenen zullen zijn, zelfs dan zal ik tóch nog juichen over de Heer, blij jubelen over de God die voor mij zorgt. |
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God. | Ik zeg tegen mezelf: "Waarom ben je zo treurig? Waarom ben je zo onrustig? Vertrouw op God! Hem zal ik prijzen. Hij is mijn Redder, Hij is mijn God!" |
Zelf zal ik echter uitzien naar de HEERE, ik zal wachten op de God van mijn heil. Mijn God zal mij horen. | Micha zegt namens Israël: Maar ik zal blijven vertrouwen op de Heer. Ik zal wachten op de God die mij redt. Mijn God zal mij horen roepen. |
En zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. | Maria zal een zoon krijgen. Je moet Hem Jezus (= 'God redt') noemen. Want Hij zal zijn volk bevrijden van hun ongehoorzaamheid aan God en daarmee van Gods straf. |
En de engel zei tegen haar: Wees niet bevreesd, Maria, want u hebt genade gevonden bij God. En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de Naam Jezus geven. | De engel zei tegen haar: "Je hoeft niet bang te zijn, Maria. Want God wil goed voor jou zijn. Je zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Je moet Hem Jezus (= 'God redt') noemen." |
Het tegenbeeld daarvan, de doop, behoudt nu ook ons. Maar niet als een verwijderen van het vuil van het lichaam, maar als vraag aan God van een goed geweten, door de opstanding van Jezus Christus. | Ook jullie worden door het water heen gered. Namelijk door het water van de doop. De doop is niet iets wat het vuil van je lichaam afwast. Maar de doop is een gebed tot God, een gebed van een geweten dat zuiver is geworden. Jullie worden gered door de doop, doordat Jezus uit de dood is opgestaan. |
Maar nu is zonder de wet gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de Wet en de Profeten is getuigd: namelijk gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven, want er is geen onderscheid. | Nu heeft God een manier gegeven om de mensen vrij te spreken van hun schuld. Maar buiten de wet om. In de wet van Mozes en in de boeken van de profeten wordt daar al over gesproken. Iedereen kan nu vrijgesproken worden, door te geloven in Jezus Christus. Het maakt voor God niet uit wie of wat je bent. |
Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen, weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd. | Wíj zijn als Jood geboren en hebben de wet van Mozes gekregen. Maar we weten dat een mens niet kan worden vrijgesproken van schuld door zich aan de wet van Mozes te houden. Hij kan alleen worden vrijgesproken door in Jezus Christus te geloven. Daarom zijn ook wij, Joden, in Jezus Christus gaan geloven. Want alleen zó konden we worden vrijgesproken van schuld: door ons geloof in Christus. Want niemand kan worden vrijgesproken van schuld door zich aan de wet van Mozes te houden. |
Gerelateerde onderwerpen
Redding
En de zaligheid is...
Rechtvaardigheid
Wie gerechtigheid en goedertierenheid...
Bevrijder
De HEERE, uw God...
Aanbidding
HEERE, U bent mijn...
Bescherming
Bekleed u met de...
Hoop
Ik immers, Ik ken...