Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mensen. | Het is beter bij de Here te schuilen dan op mensen te vertrouwen. |
Wie uw naam kent, kan op U vertrouwen, U verlaat niet wie U zoeken, HEER. | Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen, want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here. |
Anderen vertrouwen op paarden en wagens, wij op de naam van de HEER, onze God. | Dezen beroemen zich op wagens en genen op paarden, maar wij roemen in de naam van de Here, onze God. |
We leven nu immers vanuit vertrouwen, zonder al echt te zien. | Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen. |
Allen die Hem aanroepen is de HEER nabij, die Hem roepen in vast vertrouwen. | De Here is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem aanroepen in waarheid. |
Zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’ | Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Here is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
Blijf dus in Hem, kinderen. Dan kunnen we vol vertrouwen zijn wanneer Hij verschijnt en hoeven we ons niet te schamen bij zijn komst. | En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst. |
Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met zijn wil. | En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. |
Laat mij in de morgen uw liefde horen, in U stel ik mijn vertrouwen, wijs mij de weg die ik gaan moet, mijn ziel verlangt naar U. | Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen, want ik vertrouw op U; maak mij de weg bekend, die ik gaan moet, want tot U hef ik mijn ziel op. |
Want alleen als we tot het einde toe resoluut vasthouden aan ons aanvankelijk vertrouwen, blijven we deelgenoten van Christus. | Want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. |
Wij hebben Gods liefde, die in ons is, leren kennen en vertrouwen daarop. God is liefde. Wie in de liefde blijft, blijft in God, en God blijft in hem. | En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft. God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. |
Vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel. Twijfelaars zijn als de golven in zee, die door de wind nu eens de ene en dan weer de andere kant op worden geblazen. | Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. |
Maar de Schrift heeft alles in de macht van de zonde gelegd, zodat de belofte kon worden gegeven op grond van geloof in Jezus Christus, aan wie op Hem vertrouwen. | Neen, de Schrift heeft alles besloten onder de zonde, opdat ten gevolge van het geloof in Jezus Christus de belofte het deel zou worden van hen, die geloven. |
Geliefde broeders en zusters, als ons hart ons niet aanklaagt, kunnen we ons vol vertrouwen tot God wenden en ontvangen we van Hem wat we maar vragen, omdat we ons aan zijn geboden houden en doen wat Hij wil. | Geliefden, als ons hart ons niet veroordeelt, hebben wij vrijmoedigheid tegenover God, en ontvangen wij van Hem al wat wij bidden, daar wij zijn geboden bewaren en doen wat welgevallig is voor zijn aangezicht. |
Wees niet jaloers op iemand die geweld gebruikt, volg hem beslist niet na, want de HEER verafschuwt wie dat dwaalspoor gaat, maar wie rechtschapen is geeft Hij zijn vertrouwen. | Wees niet afgunstig op een man van geweld en verkies geen enkele van zijn wegen, want de Here verafschuwt de verkeerde, maar met de oprechten gaat Hij vertrouwelijk om. |
Al trok een leger tegen mij op, mijn hart zou onbevreesd zijn, al woedde er een oorlog tegen mij, nog zou ik mij veilig weten. | Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen. |
Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn wanneer Hij zal verschijnen, want dan zien we Hem zoals Hij is. Ieder die dit vol vertrouwen van Hem verwacht maakt zich rein, zoals ook Jezus rein is. | Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. |
Schenk ons uw trouw, HEER, op U is al onze hoop gevestigd. | Uw goedertierenheid, Here, zij over ons, gelijk wij op U hopen. |
Ze antwoordden: ‘Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten.’ | En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis. |
Hoewel wij Joden van geboorte zijn en geen zondaars uit andere volken, weten we dat iemand niet rechtvaardig verklaard wordt door de wet na te leven, maar door geloof in Jezus Christus. Daarom stellen ook wij ons vertrouwen in Christus Jezus, opdat wij rechtvaardig verklaard worden door het geloof in Hem en niet door het naleven van de wet. Want geen mens wordt rechtvaardig verklaard door de wet na te leven. | Wij, geboren Joden, en geen zondaars uit de heidenen, wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden. |
Ook wij verlaten ons op U, HEER: wij gaan de paden van uw recht. Ons diepste verlangen is het uw naam te noemen, U aan te roepen. | Ook in de weg uwer gerichten hebben wij U verwacht, o Here; naar uw naam en naar uw gedachtenis ging ons zielsverlangen uit. |
Het oog van de HEER rust op wie Hem vrezen en hopen op zijn trouw. | Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen, die op zijn goedertierenheid hopen. |
Maar als wij hopen op wat we nog niet zien, blijven we in afwachting daarvan volharden. | Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding. |
Weet welke weg je wilt inslaan, dan loop je met vaste tred. | Laat uw voet een effen pad inslaan en laten al uw wegen vast zijn. |
De standvastige is veilig bij U, vrede is er voor wie op U vertrouwt. | Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt. |