- Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God,
van Hem is mijn heil. - Heb Ik u niet geboden: wees sterk en moedig? Sidder niet en word niet verschrikt, want de Here, uw God, is met u, overal waar gij gaat.
- Genees mij, Here, dan zal ik genezen zijn; help mij, dan zal ik geholpen zijn, want Gij zijt mijn lof.
- Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend (elders);
ik wil liever staan aan de drempel van het huis mijns Gods
dan verblijven in de tenten der goddeloosheid. - Wie tucht liefheeft, heeft kennis lief;
maar wie terechtwijzing haat, is dom. - Waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,
mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen. - Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.
- Waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil,
mijn burcht, ik zal niet wankelen. - Here, Gij doorgrondt en kent mij;
Gij kent mijn zitten en mijn opstaan,
Gij verstaat van verre mijn gedachten. - Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.
- Een vermogen, uit niets verkregen, slinkt weg;
maar wie met eigen hand vergadert, wordt rijk. - Al legert zich een leger tegen mij,
mijn hart vreest niet;
al verheft zich een krijg tegen mij,
nochtans blijf ik vertrouwen. - Ik verblijd mij zeer in de Here, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit.
- Dan zal ik wandelen op ruime baan,
want ik zoek uw bevelen. - Wie in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten,
vernacht in de schaduw des Almachtigen.
Ik zeg tot de Here: Mijn toevlucht en mijn vesting,
mijn God, op wie ik vertrouw. - Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken,
mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig. - Als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend; als niets hebbend en toch alles bezittend.
- Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.
- Want wie is God behalve de Here,
wie is een rots buiten onze God? - Want wie is God behalve de Here,
wie is een rots buiten onze God? - Hij zeide:
Ik heb U hartelijk lief, Here, mijn sterkte,
o Here, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder,
mijn God, mijn Rots, bij wie ik schuil,
mijn schild, hoorn mijns heils, mijn burcht. - Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.
- En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.
Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. - Ik echter bezing uw sterkte,
des morgens jubel ik over uw goedertierenheid;
want Gij waart mij een burcht,
een toevlucht ten dage toen ik benauwd was. - En wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waardig.
Gerelateerde onderwerpen
Kracht
Vrees niet, want Ik...
Redding
En de behoudenis is...
Veiligheid
Maar wèl getrouw is...
Bescherming
Doet de wapenrusting Gods...
Betrouwbaarheid
Maar wèl getrouw is...
Jezus
Jezus zag hen aan...