- Hoe kan Gods liefde in iemand blijven die genoeg heeft om van te bestaan maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden?
- Was je, reinig je,
maak een eind aan je misdaden,
Ik kan ze niet meer zien.
Breek met het kwaad. - Maar dit is de waarheid: het is goed voor jullie dat Ik ga, want als Ik niet ga zal de pleitbezorger niet bij jullie komen, maar als Ik weg ben, zal Ik Hem naar jullie zenden.
- Dan kan ik, indien God het wil, vol vreugde naar u toe komen om in uw gezelschap nieuwe kracht op te doen.
- Wie ondoordacht een gelofte aflegt
en zich pas later afvraagt of hij haar kan houden,
zet een valstrik voor zichzelf. - Wie anders kan de wereld overwinnen dan iemand die gelooft dat Jezus de Zoon van God is?
- Een rijke kan zijn leven redden door losgeld te betalen,
een arme wordt niet eens bedreigd. - Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen: ‘Wie zal Ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’
- Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij.’
- Uit dezelfde mond klinkt zegen en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters?
- Maar hoe groter iemands kapitaal is, des te groter ook het aantal mensen dat het komt verbrassen. Wat heeft de eigenaar hierbij te winnen? Hij kan alleen maar toekijken.
- Op God, wiens woord ik prijs,
op God vertrouw ik, angst ken ik niet,
wat kan een sterveling mij aandoen? - Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen,
hoe aan uw blikken ontkomen?
Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan,
lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar. - Maar zou een vrouw haar zuigeling vergeten,
zich niet ontfermen over het kind dat zij droeg?
Zelfs al zou zij het vergeten,
Ik vergeet jou nooit.
Ik heb je in mijn handpalmen gegrift,
je muren staan Mij steeds voor ogen. - Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.
- Ik heb u lief, HEER, mijn sterkte,
HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder,
God, mijn steenrots, bij u kan ik schuilen,
mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht. - Wie meent dat hij godsdienstig is, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite.
- Met de HEER aan mijn zijde heb ik niets te vrezen,
wat kunnen mensen mij doen? - Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een wijs man, die zijn huis bouwde op een rots.
- Wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen.
- En toch wacht de HEER op het ogenblik
dat Hij jullie genadig kan zijn;
toch zal Hij zich oprichten
om zich over jullie te ontfermen.
Want de HEER is een God van recht.
Gelukkig de mens die op Hem wacht. - Niets is zo onbetrouwbaar als het hart,
onverbeterlijk is het, wie zal het kennen?
Ik, de HEER, ben het die het hart doorgrondt,
die nieren toetst,
die ieder naar zijn levenswandel beloont,
aan ieder geeft wat hij verdient. - Steeds houd ik de HEER voor ogen,
met Hem aan mijn zijde wankel ik niet. - Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte.
- Wat heeft een mens eraan de hele wereld te winnen als dat ten koste gaat van zijn leven? Wat kan hij geven in ruil voor zijn leven?