Bijbelteksten over 'Verlang'
- Van ganser harte verlang ik naar U in de nacht, ja, uit het diepst van mijn gemoed zoek ik U; want wanneer uw gerichten op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid.
- Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht,
zo smacht mijn ziel naar U, o God. - Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij.
- Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
- En verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid.
- Ik strek mijn handen tot U uit,
mijn ziel smacht naar U als een dorstig land. sela - O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik,
mijn ziel dorst naar U,
mijn vlees smacht naar U,
in een dor en dorstig land, zonder water. - Here, al mijn verlangen ligt voor U open,
mijn zuchten is voor U niet verborgen. - Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God,
uw wet is in mijn binnenste. - Ik zoek U met mijn ganse hart,
laat mij niet van uw geboden afdwalen. - Ik verwacht de Here,
mijn ziel verwacht en ik hoop op zijn woord. - Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij.
- Wie heb ik (nevens U) in de hemel?
Nevens U begeer ik niets op aarde. - Vraagt naar de Here en zijn sterkte,
zoekt zijn aangezicht bestendig. - Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God;
wanneer zal ik komen
en voor Gods aangezicht verschijnen? - Vraagt naar de Here en zijn sterkte,
zoekt zijn aangezicht bestendig. - Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen,
want ik vertrouw op U;
maak mij de weg bekend, die ik gaan moet,
want tot U hef ik mijn ziel op. - Weest onderling eensgezind, niet zinnende op hoge dingen, maar voegt u in het eenvoudige. Weest niet eigenwijs.
- Nu dan, doet de vreemde goden weg, die in uw midden zijn, en neigt uw harten tot de Here, de God van Israël.
- Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.
- Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid.
- Zoekt de Here, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des Heren.
- Eén ding heb ik van de Here gevraagd,
dit zoek ik:
te verblijven in het huis des Heren
al de dagen van mijn leven,
om de liefelijkheid des Heren te aanschouwen,
en om te onderzoeken in zijn tempel. - Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
- Schuw de begeerten der jeugd en jaag naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde en vrede met hen, die de Here aanroepen uit een rein hart.
Gerelateerde onderwerpen
Rechtvaardigheid
Wie gerechtigheid en liefde...
Zoeken
Dan zult gij Mij...
Liefde
De liefde is lankmoedig...
God
De HERE, uw God...
Wet
Wat ik u heden...
Hart
Behoed uw hart boven...