DailyVerses.netThema'sWillekeurige tekstInschrijven

Bijbelteksten over 'Zou'

  • God is geen man, dat Hij liegen zou,
    of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over hebben zou.
    Zou Híj iets zeggen en het dan niet doen?
    Zou Híj spreken en het niet gestand doen?
  • De HEERE is mijn licht en mijn heil,
    voor wie zou ik vrezen?
    De HEERE is mijn levenskracht,
    voor wie zou ik angst hebben?
  • Zou iemand zich op verborgen plaatsen kunnen verbergen
    en zou Ík hem niet zien? spreekt de HEERE.
    Vervul Ik niet de hemel en de aarde?
    spreekt de HEERE.
  • Maar door de hulp die ik van God gekregen heb, sta ik tot op deze dag als een getuige tegenover klein en groot, en zeg ik niets anders dan wat de Profeten en Mozes gezegd hebben dat er gebeuren zou, namelijk dat de Christus moest lijden en dat Hij, als Eerste uit de opstanding van de doden, een licht zou aankondigen aan dit volk en de heidenen.
  • Want ben ik nu bezig mensen te overtuigen, of God? Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.
  • Al belegerde mij een leger,
    mijn hart zou niet vrezen;
    al brak er een oorlog tegen mij uit,
    toch vertrouw ik hierop.
  • Maar Hij kent de weg die ik ga.
    Laat Hij mij beproeven – ik zal er als goud uitkomen.
    Mijn voet heeft zich aan Zijn spoor gehouden;
    aan Zijn weg heb ik mij gehouden, ik ben er niet van afgeweken.
  • Och, hadden zij maar zo'n hart, om Mij te vrezen en Mijn geboden alle dagen in acht te nemen, opdat het hun en hun kinderen voor eeuwig goed zou gaan!
  • Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn?
  • Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? Volstrekt niet! Ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen dan door de wet. Ik zou immers ook niet geweten hebben dat begeerte zonde was, als de wet niet zei: U zult niet begeren.
  • Waar kan ik Uw Geest ontgaan,
    waar Uw aangezicht ontvluchten?
    Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar;
    of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.
  • In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken.
  • Kan een vrouw haar zuigeling vergeten,
    zich niet ontfermen over het kind van haar schoot?
    Zelfs al zouden die het vergeten,
    Ík zal u niet vergeten.
    Zie, Ik heb u in beide handpalmen gegraveerd,
    uw muren zijn steeds vóór Mij.
  • En al zou ik de gave van de profetie hebben en alle geheimenissen weten en alle kennis bezitten, en al zou ik al het geloof hebben zodat ik bergen zou verzetten, maar ik had de liefde niet, dan was ik niets.
  • In God prijs ik Zijn woord,
    op God vertrouw ik, ik vrees niet;
    wat zou een schepsel mij kunnen doen?
  • Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven.
  • Al zou ik de talen van de mensen en van de engelen spreken, maar ik had de liefde niet, dan zou ik klinkend koper of een schallende cimbaal zijn geworden.
  • En de HEERE gebood ons al deze verordeningen te houden, om de HEERE, onze God, te vrezen, ons ten goede, alle dagen, om ons in leven te houden, zoals het op deze dag is.
  • Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
  • Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbare beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent.
  • En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets.
  • En elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.
  • Jezus zei tegen hen: Vanwege uw ongeloof, want voorwaar, Ik zeg u: Als u een geloof had als een mosterdzaad, u zou tegen deze berg zeggen: Verplaats u van hier naar daar! En hij zou gaan, en niets zou voor u onmogelijk zijn.
  • En wie is het die u kwaad zal doen, als u navolgers bent van het goede?
  • Of denkt u dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen?
  • Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen, maar opdat de wereld door Hem behouden zou worden.
  • Maar als u ook zou moeten lijden vanwege de gerechtigheid, dan bent u zalig. En wees niet bevreesd zoals zij bevreesd zijn, laat u niet in verwarring brengen.
  • Toen zei de HEERE God: Zie, de mens is geworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, laat hij zijn hand niet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven! Daarom zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
  • Hij heeft Zichzelf voor ons gegeven, opdat Hij ons zou vrijkopen van alle wetteloosheid en voor Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.
  • Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.
  • Maar Jezus antwoordde en zei tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u: Als u geloof had en niet twijfelde, zou u niet alleen doen wat er met de vijgenboom is gedaan, maar zelfs als u tegen deze berg zou zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, dan zou het gebeuren.
  • Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart,
    dan is God de rots van mijn hart
    en voor eeuwig mijn deel.
  • Maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zou worden door het geloof in Jezus Christus.
  • En als u de Zoon des mensen nu eens zou zien opvaren naar de plaats waar Hij eerder was?
  • Opdat, evenals de zonde geregeerd heeft tot de dood, zo ook de genade zou regeren door gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere.
  • Maar daarom is mij barmhartigheid bewezen, opdat Jezus Christus in mij, de voornaamste van de zondaars, al Zijn geduld zou tonen, tot een voorbeeld voor hen die later in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven.
  • Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft?
  • Alles dan wat u wilt dat de mensen u doen, doet u hun ook zo, want dat is de Wet en de Profeten.
  • Zou Ik werkelijk behagen scheppen in de dood van de goddeloze? spreekt de Heere HEERE. Is het niet, wanneer hij zich bekeert van zijn wegen, dat hij zal leven?
  • Wie de zonde doet, is uit de duivel; want de duivel zondigt vanaf het begin. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.
  • Want, voorwaar, Ik zeg u: wie tegen deze berg zal zeggen: Word opgeheven en in de zee geworpen, en niet zal twijfelen in zijn hart, maar zal geloven dat wat hij zegt, gebeuren zal, het zal hem gebeuren wat hij zegt.
  • Weest ook u daarom bereid, want op een uur waarop u het niet zou denken, zal de Zoon des mensen komen.
  • Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien.
  • Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten en de liefdevolle inspanning die u Zijn Naam bewezen hebt, doordat u de heiligen gediend hebt en nog dient.
  • Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek, want ik heb geleerd tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik verkeer.
  • En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is teniet te doen, opdat geen vlees voor Hem zou roemen.
  • Wie wanhopig is, mag van zijn vriend goedertierenheid verwachten;
    of hij zou de vreze van de Almachtige verlaten.
  • Zeg niet: Hoe komt het
    dat de dagen van vroeger beter waren dan deze?
    Want niet uit wijsheid
    zou u dat vragen.
  • Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE
    zou zien in het land van de levenden,
    ik was vergaan.
  • De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd.
    Wat kan een mens mij doen?