Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.
Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt.
Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal; want Hem heeft God de Vader verzegeld.
Wanneer u zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, door rivieren, zij zullen u niet overspoelen. Wanneer u door het vuur zult gaan, zult u niet verbranden, geen vlam zal u aansteken.