Bijbelteksten over 'Loof'
- Loof de Here, mijn ziel,
en al wat in mij is, zijn heilige naam. - Looft de Here, roept zijn naam aan,
maakt onder de volken zijn daden bekend. - Looft de Here, want Hij is goed,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. - Want Gij hebt mijn nieren gevormd,
mij in de schoot van mijn moeder geweven.
Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid,
wonderbaar zijn uw werken;
mijn ziel weet dat zeer wel. - De Here is mijn kracht en mijn schild;
op Hem vertrouwde mijn hart en ik werd geholpen.
Daarom juicht mijn hart
en loof ik Hem met mijn lied. - U, o God mijner vaderen, loof en roem ik, omdat Gij mij wijsheid en kracht verleend hebt, en mij thans hebt bekendgemaakt wat wij van U gesmeekt hebben, daar Gij ons immers de zaak des konings hebt bekendgemaakt.
- Alles wat adem heeft, love de Here.
Halleluja. - En gij zult te dien dage zeggen: Looft de Here, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn daden bekend, vermeldt, dat zijn naam verheven is.
- Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen.
- En voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.
- O Here, Gij zijt mijn God, U zal ik verheffen, uw naam loven, want Gij hebt wonderen gedaan, raadsbesluiten uit een ver verleden in waarheid en trouw volvoerd.
- En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
- Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op.
- Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten knechten.
- Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten.
- Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wèl te doen.
- Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.
- Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God.
- O, als ik niet had geloofd des Heren goedheid te zullen zien
in het land der levenden! - Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.
- Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden.
- Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren.
- Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.
- Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte.
- Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw.
- Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, hebt gij geloofd? Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven.
- Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?
- Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen.
- Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
- Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen.
- En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft.
God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem. - Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.
- Als gij God een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen.
- Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan.
- Jezus zeide tot hem: Als Gij kunt! Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft.
- Zalig is de man, die in verzoeking volhardt, want, wanneer hij de proef heeft doorstaan, zal hij de kroon des levens ontvangen, die Hij beloofd heeft aan wie Hem liefhebben.
- Want gij weet, dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt.
- Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.
- Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is?
- Blijft waakzaam, staat in het geloof, weest manlijk, weest sterk!
- Aanvaardt de zwakke in het geloof, maar niet om overwegingen te beoordelen.
- Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis.
- De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie.
- Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus.
- Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop.
- Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden.
- Wanneer de Here, uw God, u zegent, zoals Hij u beloofd heeft, dan zult gij aan vele volken lenen, maar zelf zult gij niet ter leen ontvangen; gij zult over vele volken heersen, maar over u zullen zij niet heersen.
- Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.
- Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult?
- Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.
Gerelateerde onderwerpen
Aanbidding
O HERE, Gij zijt...
Lof
O HERE, Gij zijt...
Vertrouwen
Vertrouw op de HERE...
Geloof
Daarom zeg Ik u...
Betrouwbaarheid
Maar wèl getrouw is...
Trouw
Het zijn de gunstbewijzen...