Bijbelteksten over 'Rustig'
- In vrede kan ik mij te ruste begeven en aanstonds inslapen,
want Gij alleen, o Here, doet mij veilig wonen. - De dwaas laat zijn ganse toorn de vrije loop,
maar de wijze houdt die in en doet hem bedaren. - De Here zal voor u strijden, en gij zult stil zijn.
- Een lankmoedig mens overtreft een held,
wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt. - De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets;
Hij doet mij nederliggen in grazige weiden;
Hij voert mij aan rustige wateren. - Het is een eer voor een man zich verre te houden van twist,
maar elke dwaas barst los. - Een zacht antwoord keert de grimmigheid af,
maar een krenkend woord wekt de toorn op. - In veelheid van woorden ontbreekt de overtreding niet,
maar wie zijn lippen bedwingt, is verstandig. - Toen zij Hem over de zee zagen gaan, meenden zij, dat het een spook was en zij schreeuwden luid. Want allen zagen zij Hem en werden verbijsterd. Maar terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd!
- Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen?
- Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest.
- Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, met de onvergankelijke (tooi) van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is in het oog van God.
- Wat buigt gij u neder, o mijn ziel,
en wat zijt gij onrustig in mij?
Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,
mijn Verlosser en mijn God!
Gerelateerde onderwerpen
Vrede
De HERE zegene u...
Boosheid
Geraakt gij in toorn...
Spreken
Dood en leven zijn...
Rust
Komt tot Mij, allen...
Zelfbeheersing
Een stad met omvergehaalde...
Geduld
De lankmoedige is groot...
Bijbeltekst van de dag
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?