Let op de raven, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven!
Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven?
Ook de rijke stierf en hij werd begraven. En toen hij in het dodenrijk zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen, zag hij Abraham van verre en Lazarus in zijn schoot. En hij riep en zeide: Vader Abraham, heb medelijden met mij en zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele, want ik lijd pijn in deze vlam.
Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?
Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?
En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn.
En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt.
Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander.
Of weet gij niet, dat onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet beërven zullen? Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen, dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven.
Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.
Velen zullen zich laten reinigen en zuiveren en louteren, maar de goddelozen zullen goddeloos handelen; en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan.
Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.
Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen.