Bijbelteksten over 'Gaf'
En daar de vroedvrouwen God vreesden, gaf Hij haar ieder een gezin. | Omdat ze eerbied voor hem hadden, gaf hij hun ook kinderen. |
Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest. | Jezus dronk van de wijn, en zei: ‘Mijn werk is klaar.’ Toen boog hij zijn hoofd en stierf. |
En de Here bracht een keer in het lot van Job, toen hij voor zijn vrienden gebeden had, en de Here gaf Job het dubbele van al wat hij bezeten had. | Nadat Job voor zijn vrienden gebeden had, liet de Heer een nieuwe tijd voor Job beginnen. Toen ging het veel beter met hem. De Heer gaf hem zelfs twee keer zo veel bezit als vroeger. |
En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam. | Tijdens het eten nam Jezus een brood. Hij dankte God, brak het brood in stukken en deelde het uit. Hij zei: ‘Kijk, dit is mijn lichaam. Eet ervan.’ |
En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest. | Toen riep Jezus: ‘Vader, mijn leven is in uw handen!’ Dat waren zijn laatste woorden. Zo stierf hij. |
En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. | Toen nam Jezus een brood. Hij dankte God. Hij brak het brood in stukken, deelde het uit en zei: ‘Kijk, dit is mijn lichaam. Ik zal sterven voor jullie. Houd deze maaltijd steeds opnieuw om aan mij te blijven denken.’ |
Omdat Hij de dorstende ziel heeft gelaafd en de hongerende ziel met het goede vervuld. | Aan mensen die dorst hadden, gaf hij te drinken. Aan mensen die honger hadden, gaf hij te eten. Ze kregen meer dan genoeg. |
En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit. Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. | Daarna nam hij een beker wijn. Hij dankte God en liet de beker rondgaan. Hij zei: ‘Drink allemaal uit deze beker. Want dit is mijn bloed. Als ik gedood word, zal mijn bloed vloeien. Maar daardoor zullen veel mensen gered worden, want hun zonden worden vergeven. Dat heeft God beloofd.’ |
Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen, en Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit en brak ze, en Hij gaf ze aan de discipelen om ze aan de schare voor te zetten. En zij aten en werden allen verzadigd en het overschot werd door hen opgeraapt: twaalf manden met brokken. | Toen nam Jezus het brood en de vis. Hij keek omhoog naar de hemel en dankte God voor het voedsel. Daarna brak hij het brood en de vis in stukken. Hij gaf het aan de leerlingen, en zij deelden het uit aan de mensen. Alle mensen konden eten zo veel als ze wilden. Het eten dat overbleef, werd verzameld. Het waren twaalf manden vol. |
Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand, maar had de liefde niet, het baatte mij niets. | Als je geen liefde hebt voor anderen, dan is alles wat je doet, zinloos. Zelfs al verkoop je je bezit, en geef je het geld aan de armen. Zelfs al sterf je in het vuur, omdat je je leven geeft voor de goede zaak. |
Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij, Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. | Ik riep de Heer, en hij gaf mij antwoord. Ik was doodsbang, en hij heeft mij bevrijd. |
Ja, Hij verootmoedigde u, deed u honger lijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kendet en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des Heren uitgaat. | En dat heeft hij ook laten zien! Hij liet jullie honger lijden in de woestijn. Toen gaf hij jullie manna te eten, voedsel dat jullie niet kenden. Zo wilde hij jullie leren dat een mens niet alleen leeft van brood, maar ook van de woorden die de Heer spreekt. |
En er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. | Ook zagen de gelovigen iets dat op vuur leek. Dat vuur verdeelde zich in vlammen, en op iedereen kwam een vlam neer. Zo kwam de heilige Geest in alle gelovigen. Daardoor begonnen ze te spreken in vreemde talen. |
En Hij trok rond in geheel Galilea en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk. | Jezus reisde rond in heel Galilea. In de synagogen gaf hij het volk uitleg over God. Hij vertelde het goede nieuws over Gods nieuwe wereld. En hij maakte alle mensen beter die ziek waren of pijn hadden. |
Toen zij weidden, werden zij verzadigd; toen zij verzadigd waren, verhief zich hun hart; daarom vergaten zij Mij. | En daarna heb ik jullie naar dit mooie land gebracht. Ik gaf jullie meer dan genoeg te eten. Jullie hadden alles wat je nodig had. Maar toen werden jullie trots, en jullie vergaten mij. |
Bij de veelheid van mijn gedachten in mijn binnenste verkwikten uw vertroostingen mijn ziel. | Als ik bang was en vol zorgen, hebt u mij getroost en blij gemaakt. |
Uit de benauwdheid heb ik tot de Here geroepen, de Here heeft mij geantwoord en mij in de ruimte gesteld. | Toen ik het moeilijk had, riep ik naar de Heer. En hij luisterde, hij heeft mij bevrijd. |
En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken. | Voor de troon van God stonden alle mensen die gestorven waren, belangrijke en onbelangrijke mensen. Ze waren teruggehaald uit het land van de dood. Ook de zee had de mensen teruggegeven die verdronken waren. Er werden boeken opengedaan waarin de goede en slechte daden van mensen opgeschreven stonden. En alle doden werden beoordeeld op hun daden. Ook het boek van het leven werd geopend. |
Hij hoorde het en zeide: Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij, die ziek zijn. | Toen Jezus dat hoorde, zei hij: ‘Een dokter is er niet voor gezonde mensen, maar voor zieke mensen.’ |
Maar Hij antwoordde en zeide: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven, maar van alle woord, dat uit de mond Gods uitgaat. | Maar Jezus antwoordde: ‘In de heilige boeken staat: «Alleen van brood kan een mens niet leven. Maar hij leeft van elk woord dat God spreekt.»’ |
Want ik redde de ellendige die om hulp riep, de wees en hem die geen helper had; de zegenwens van wie dreigde onder te gaan, kwam op mij, en het hart der weduwe deed ik jubelen. | Want ik hielp arme en machteloze mensen, ik beschermde kinderen zonder vader. Aan weduwen gaf ik steun, mensen met wie het slecht ging, waren mij dankbaar. |
Ook gaaft Gij mij het schild uws heils, en uw rechterhand ondersteunde mij, uw nederbuigende goedheid maakte mij groot. Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden, en mijn enkels wankelden niet. | Heer, u hebt mij beschermd en gered. U steunde mij met uw sterke handen. U was bij me, en dat gaf me kracht. U maakte voor mij de weg vrij, zo kon ik verdergaan. |
Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken. | En bedenk: niemand kan de heilige boeken uitleggen zonder hulp van God. Want de woorden die daarin staan, komen van God. De profeten hebben hun woorden niet zelf bedacht. De heilige Geest liet hen spreken namens God zelf. |
Die Zich voor ons heeft gegeven om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken. | Hij gaf zijn leven om ons te redden. Daardoor heeft hij ons bevrijd van alle schuld. Zo maakte hij van ons zijn heilige volk, een volk dat zijn best doet om goed te leven. |
En wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en Zich voor ons heeft overgegeven als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk. | En leef met elkaar in liefde. Zo leefde Christus ook. Hij hield van ons, en hij is voor ons gestorven. Hij gaf zijn leven als offer, en dat was een geschenk dat God graag aannam. |
Gerelateerde onderwerpen
Jezus
Jezus zag hen aan...
Brood
Jezus zeide tot hen...
Voedsel
Omdat Hij de dorstende...
Geest
De Here nu is...
Bidden
Verblijdt u te allen...
Lichaam
Of weet gij niet...