DailyVerses.netThema'sWillekeurige tekstInschrijven

Bijbelteksten over 'Voedsel'

  • Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal; want Hem heeft God de Vader verzegeld.
  • En God zei: Zie Ik geef u al het zaaddragende gewas dat op heel de aarde is, en alle bomen waaraan zaaddragende boomvruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen.
  • Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u allemaal gegeven, evenals het groene gewas. Maar vlees met zijn leven, zijn bloed, er nog in mag u niet eten.
  • Want wij hebben niets de wereld ingedragen, het is duidelijk dat wij ook niets daaruit kunnen wegdragen. Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn.
  • Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven, over wat u eten en wat u drinken zult; ook niet over uw lichaam, namelijk waarmee u zich kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?
  • Smakelijk voedsel at ik niet, vlees of wijn kwam niet in mijn mond, en mijzelf zalven deed ik helemaal niet, totdat die drie volle weken voorbij waren.
  • Hij nu Die de zaaier zaad verschaft, moge ook brood tot voedsel schenken en uw zaaigoed doen toenemen en de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen.
  • Wees niet bezorgd over uw leven: over wat u eten zult, of over uw lichaam: waarmee u zich kleden zult. Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding.
  • Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd
    en de hongerige ziel met het goede vervuld.
  • En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.
  • Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God.
  • Dit mag u eten van alles wat in het water leeft: alles wat vinnen en schubben heeft, mag u eten. Maar alles wat geen vinnen en schubben heeft, mag u niet eten; het is voor u onrein.
  • Deze Johannes had kleding van kameelhaar en een leren gordel om zijn middel; zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing.
  • Wie wel alles eet, moet hem niet minachten die niet alles eet. En wie niet alles eet, moet hem niet veroordelen die alles eet. God immers heeft hem aanvaard.
  • Een zegenende ziel wordt verzadigd,
    en wie te drinken geeft, die zal ook te drinken krijgen.
  • En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.
  • En nadat Hij de vijf broden en de twee vissen genomen had, keek Hij op naar de hemel, en Hij zegende ze, brak ze en gaf ze aan de discipelen om aan de menigte voor te zetten.
    En zij aten en werden allen verzadigd. Wat zij overhadden van de stukken brood, werd opgeraapt: twaalf manden.
  • Maar Hij antwoordde en zei: Er staat geschreven: De mens zal niet van brood alleen leven, maar van elk woord dat uit de mond van God komt.
  • Breng al de tienden naar het voorraadhuis,
    zodat er voedsel in Mijn huis is.
    Beproef Mij toch hierin,
    zegt de HEERE van de legermachten,
    of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen,
    en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn.
  • Hij antwoordde en zei tegen hen: Wie twee stel onderkleren heeft, moet delen met hem die er geen heeft, en wie voedsel heeft, moet ook zo doen.
  • Want Ik heb de vermoeide ziel te drinken gegeven en elke treurig geworden ziel heb Ik met voedsel vervuld.
  • Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten. Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus.
  • Ga uw weg, eet uw brood met blijdschap, drink uw wijn met een vrolijk hart, want God schept al behagen in uw werken.
  • En Nehemia (hij was Zijne Excellentie, de stadhouder), Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die het volk onderwezen, zeiden tegen heel het volk: Deze dag is heilig voor de HEERE uw God. Rouw dan niet en huil niet. Heel het volk huilde namelijk toen ze de woorden van de wet hoorden.
  • Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij.
  • Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt.
  • Lieflijke woorden zijn een honingraat,
    zoet voor de ziel, en genezing voor de beenderen.
  • En Hij zei tegen hen: Bent ook u zo onwetend? Ziet u niet in dat alles wat van buitenaf de mens binnengaat, hem niet kan verontreinigen?
    Want het komt niet in zijn hart maar in zijn buik en gaat in de afzondering naar buiten. Zo wordt al het voedsel gereinigd.
  • Zalig zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
  • En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien.
  • Ik heb gemerkt dat er voor hen niets beter is dan zich te verblijden en het goede te doen in hun leven, ja ook, dat ieder mens eet en drinkt en het goede geniet van al zijn zwoegen. Dat is een gave van God.
  • Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.
  • Houd valsheid en leugentaal ver van mij.
    En: geef mij geen armoede of rijkdom,
    voorzie mij van het mij toegewezen deel aan brood.
  • Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen zijn nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen bouwen op.
  • Zie, wat ik gezien heb: een goede zaak die voortreffelijk is, namelijk te eten en te drinken en het goede te genieten bij al zijn zwoegen waarmee hij zwoegt onder de zon tijdens het getal van zijn levensdagen, die God hem gegeven heeft, want dat is zijn deel.
  • En ik weet wat het is vernederd te worden, ik weet ook wat het is overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd te zijn als in honger te lijden, zowel in overvloed te hebben als in gebrek te lijden.
  • En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken.
  • U moet de HEERE, uw God, dienen. Dan zal Hij uw brood en uw water zegenen. Ik zal ziekte uit uw midden doen wijken.
  • Al zal de vijgenboom niet in bloei staan
    en er geen vrucht aan de wijnstok zijn,
    al zal de opbrengst van de olijfboom tegenvallen
    en zullen de velden geen voedsel voortbrengen,
    al zal het kleinvee uit de kooi verdwenen zijn
    en er geen rund in de stallen over zijn –
    ik zal dan toch in de HEERE van vreugde opspringen,
    mij verheugen in de God van mijn heil.
  • Ook elke mens aan wie God rijkdom en bezittingen geeft en toestaat om daarvan te eten en zijn deel ervan te nemen om zich in zijn zwoegen te verblijden, dat is een gave van God.
  • Let op de raven: zij zaaien niet en maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer en geen schuur, en God voedt hen. Hoever gaat u de vogels te boven?
  • En al zou ik al mijn bezittingen uitdelen tot levensonderhoud van de armen, en al zou ik mijn lichaam overgeven om verbrand te worden, maar ik had de liefde niet, het baatte mij niets.
  • Zoals de levende Vader Mij gezonden heeft, en Ik leef door de Vader, zo zal ook wie Mij eet, leven door Mij.
  • De wijnstok is verdord
    en de vijgenboom is verwelkt,
    de granaatappelboom, ook de palmboom en de appelboom,
    alle bomen van het veld zijn verdord.
    Ja, de vreugde is verdord,
    geweken van de mensenkinderen.
  • Net als hun weiden raakten zij verzadigd.
    Toen zij verzadigd waren, verhief hun hart zich.
    Daarom hebben zij Mij vergeten.
  • Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén.