Bijbelteksten over 'Wijze'

«»

• De dwaas laat zijn ganse toorn de vrije loop,
  maar de wijze houdt die in en doet hem bedaren.
  Spreuken 29:11boosheidwijsheidzelfbeheersing
• Woorden uit de mond van een wijze zijn innemend, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf.
  Prediker 10:12sprekenwijsheid
• De vader van een rechtvaardige verblijdt zich zeer,
  wie een wijze verwekte, verheugt zich over hem.
  Spreuken 23:24vreugdewijsheidfamilie
• Een wijs zoon verheugt zijn vader,
  maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder.
  Spreuken 10:1vreugdefamiliewijsheid
• Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goede wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid.
  Jakobus 3:13nederigheidwijsheidleven
• Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.
  Hebreeën 4:15zondeverleidingmedeleven
• Laat uw wijze van doen onbaatzuchtig zijn, weest tevreden met wat gij hebt. Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten.
  Hebreeën 13:5vertrouwengeldmaterialisme
• En Hij, de Here des vredes, geve u de vrede, voortdurend, in elk opzicht. De Here zij met u allen.
  2 Tessalonicenzen 3:16vredenabijheid
• Wie met wijzen omgaat, wordt wijs;
  maar wie met dwazen verkeert, wordt slecht.
  Spreuken 13:20wijsheidstraf
• En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.
  Handelingen 1:10-11hemelvaartwederkomsthemel
• Wie wijs van hart is, neemt geboden aan,
  maar wie dwaas van lippen is, komt ten val.
  Spreuken 10:8wetwijsheidhart
• Leer ons zó onze dagen tellen,
  dat wij een wijs hart bekomen.
  Psalm 90:12planningwijsheidhart
• Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is.
  2 Tessalonicenzen 2:3-4eindtijdwederkomstafgoden
• Ga heen, vergader al de Joden die zich in Susan bevinden, en vast om mijnentwil: eet noch drinkt drie dagen, zo min des nachts als des daags. Ook ik en mijn dienaressen zullen op dezelfde wijze vasten en dan zal ik tot de koning gaan ondanks het verbod; kom ik om, dan kom ik om.
  Ester 4:16vasten
• Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.
  Jesaja 9:5MessiasJezusVader
• Bewaar, mijn zoon, het gebod van uw vader
  en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet.
  Spreuken 6:20gehoorzaamheidfamilieluisteren
• Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen.
  Prediker 7:10wijsheidleven
• Als overmoed komt, komt schande mee,
  maar wijsheid is bij de ootmoedigen.
  Spreuken 11:2nederigheidwijsheidtrots
• Huis en have is een erfdeel der vaderen,
  maar een verstandige vrouw is van de Here.
  Spreuken 19:14geldrelaties
• Wie tucht liefheeft, heeft kennis lief;
  maar wie terechtwijzing haat, is dom.
  Spreuken 12:1begrijpenlerenluisteren
• Een dwaas schept geen behagen in inzicht,
  maar hierin, dat zijn hart zich bloot geeft.
  Spreuken 18:2sprekenwijsheidegoisme
• Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.
  Lucas 13:3bekeringberouwstraf
• Een dwaas maakt zijn ergernis aanstonds bekend,
  maar een schrandere bedekt de smaad.
  Spreuken 12:16boosheidzelfbeheersingwijsheid
• Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet
  en uw hart beware mijn geboden,
  want lengte van dagen, en jaren van leven,
  en vrede zullen zij u vermeerderen.
  Spreuken 3:1-2wetlevenhart
• Een groot woord past niet aan een dwaas,
  hoeveel te minder leugentaal aan een edele.
  Spreuken 17:7wijsheidliegenspreken