Bijbelteksten over 'Was'
- In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
- En God zeide: Er zij licht; en er was licht.
- Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was.
- Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht.
- Wat dan, indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was?
- In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren.
- Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige.
- Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was.
- De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest.
- En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was één van hart en ziel, en ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk.
- En de herders keerden terug, God lovende en prijzende om alles wat zij hadden gehoord en gezien, gelijk het hun gezegd was.
- Hoe ik niets nagelaten heb van hetgeen nuttig was om u te verkondigen en te leren in het openbaar en binnenshuis.
- En toen ik begonnen was te spreken, viel de heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons.
- En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.
- Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid,
delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid;
was mij geheel van mijn ongerechtigheid,
reinig mij van mijn zonde. - Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen,
of er was een lofzang onder mijn tong. - Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan.
- Bij de veelheid van mijn gedachten in mijn binnenste
verkwikten uw vertroostingen mijn ziel. - Maar gij, zalf uw hoofd, als gij vast, en was uw gelaat, om u niet bij uw vasten aan de mensen te vertonen, maar aan uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.
- En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, en de heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen.
- En hij was daar bij de Here veertig dagen en veertig nachten, brood at hij niet en water dronk hij niet, en Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden.
- En toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden.
- Toen nu Jezus geboren was te Betlehem in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het Oosten kwamen te Jeruzalem, en vroegen: Waar is de Koning der Joden, die geboren is? Want wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem hulde te bewijzen.
- Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinnert u, hoe Hij, toen Hij nog in Galilea was, tot u gesproken heeft, zeggend, dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan.
- Maar Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om de heilige Geest te bedriegen en iets achter te houden van de opbrengst van het stuk land? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en was, na de verkoop, de opbrengst niet te uwer beschikking? Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.
- Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen.
- Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts.
- Toen zij Hem over de zee zagen gaan, meenden zij, dat het een spook was en zij schreeuwden luid. Want allen zagen zij Hem en werden verbijsterd. Maar terstond sprak Hij met hen en zeide tot hen: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd!
- Hij was bezig te leren in een der synagogen op sabbat. En zie, er was een vrouw, die reeds achttien jaren een geest van zwakheid had en verkromd was en zich in het geheel niet kon oprichten. Toen Jezus haar zag, sprak Hij haar toe en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid; en Hij legde haar de handen op, en terstond richtte zij zich op en zij verheerlijkte God. Maar de overste der synagoge, het kwalijk nemende, dat Jezus op de sabbat genas, antwoordde en zeide tot de schare: Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dàn om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. Maar de Here antwoordde hem en zeide: Huichelaars, maakt ieder van u niet op de sabbat zijn os of zijn ezel van de kribbe los en leidt hem weg om hem te laten drinken? Moest deze vrouw, die een dochter van Abraham is, welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? En toen Hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden.
- Zeg niet: Hoe komt het, dat de vroegere tijden beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zoudt gij aldus vragen.
- Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.
- Welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd.
- Ik echter bezing uw sterkte,
des morgens jubel ik over uw goedertierenheid;
want Gij waart mij een burcht,
een toevlucht ten dage toen ik benauwd was. - En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
- Toen het mij bang te moede was, riep ik de Here aan,
tot mijn God riep ik om hulp.
Hij hoorde mijn stem uit zijn paleis,
mijn hulpgeroep tot Hem drong door in zijn oren. - Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.
- Te raadplegen was Ik voor hen die naar Mij niet vroegen, te vinden voor hen die Mij niet zochten; Ik zeide tot een volk dat mijn naam niet aanriep: Hier ben Ik, hier ben Ik.
- Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte.
- Ik zocht de Here en Hij antwoordde mij,
Hij redde mij uit al mijn verschrikkingen. - Eer de bergen geboren waren,
en Gij aarde en wereld hadt voortgebracht,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. - Gij hebt de duivel tot vader en wilt de begeerten van uw vader doen. Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij naar zijn aard, want hij is een leugenaar en de vader der leugen.
- Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.
- Ik ontneem aan de genade Gods haar kracht niet; want indien er gerechtigheid door de wet is, dan is Christus tevergeefs gestorven.
- Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden.
- In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden.
- Gedenk uw barmhartigheid, Here,
en uw gunstbewijzen,
want die zijn van eeuwigheid;
gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen,
gedenk mijner naar uw goedertierenheid,
om uwer goedheid wil, Here. - En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt.
- Wie heeft dit bewerkt en tot stand gebracht? Hij, die de geslachten van de aanvang af heeft geroepen; Ik, de Here, die de eerste ben, en bij de laatsten ben Ik dezelfde.
- Ook gaaft Gij mij het schild uws heils,
en uw rechterhand ondersteunde mij,
uw nederbuigende goedheid maakte mij groot.
Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden,
en mijn enkels wankelden niet. - En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren.
Gerelateerde onderwerpen
Jezus
Jezus zag hen aan...
Kerst
Zij zal een zoon...
Heilige Geest
De Here nu is...
Aanbidding
O HERE, Gij zijt...
God
De HERE, uw God...
Woord van God
Elk van God ingegeven...
Bijbeltekst van de dag
Hij zeide tot hen: Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.Willekeurige Bijbeltekst
Gij zijt mij een verberging, Gij bewaart mij voor benauwdheid,Gij omringt mij met jubelzangen van bevrijding. selaVolgende tekst!Met afbeelding