- Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend (elders);
ik wil liever staan aan de drempel van het huis mijns Gods
dan verblijven in de tenten der goddeloosheid. - Uw goedertierenheid, Here, zij over ons,
gelijk wij op U hopen. - Niet ons, o Here, niet ons,
maar uw naam geef eer,
om uw goedertierenheid, om uw trouw. - Hij antwoordde en zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.
- Want uw goedertierenheid is beter dan het leven;
mijn lippen zullen U roemen.
Zo wil ik U prijzen mijn leven lang,
in uw naam mijn handen opheffen. - Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Here, uw God, u geven zal.
- Here, maak mij uw wegen bekend,
leer mij uw paden. - Hij zeide tot hem: Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.
- Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht.
- Mijn tijden zijn in uw hand, red mij
uit de hand van mijn vijanden en vervolgers. - Leer mij uw wil te doen, want Gij zijt mijn God,
uw goede Geest geleide mij in een effen land. - Wij hebben gezondigd en misdreven, wij hebben goddeloos gehandeld en zijn wederspannig geweest; wij zijn afgeweken van uw geboden en van uw verordeningen.
- Dan zal ik wandelen op ruime baan,
want ik zoek uw bevelen. - Leer mij, Here, uw weg,
opdat ik in uw waarheid wandele;
verenig mijn hart om uw naam te vrezen. - Waarmede zal de jongeling zijn pad rein bewaren?
Als hij dat houdt naar uw woord. - Watervloed roept tot watervloed
bij het gebruis uwer stromen;
al uw baren en golven
slaan over mij heen. - Gedenk uw barmhartigheid, Here,
en uw gunstbewijzen,
want die zijn van eeuwigheid;
gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen,
gedenk mijner naar uw goedertierenheid,
om uwer goedheid wil, Here. - Doe mij in de morgen uw goedertierenheid horen,
want ik vertrouw op U;
maak mij de weg bekend, die ik gaan moet,
want tot U hef ik mijn ziel op. - Gij zijt mijn schuilplaats en mijn schild,
ik hoop op uw woord. - Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,
ik vrees geen kwaad,
want Gij zijt bij mij;
uw stok en uw staf, die vertroosten mij. - Ook gaaft Gij mij het schild uws heils,
en uw rechterhand ondersteunde mij,
uw nederbuigende goedheid maakte mij groot.
Gij hebt mij ruimte gegeven voor mijn schreden,
en mijn enkels wankelden niet. - Onderhoud de sabbatdag, dat gij die heiligt, zoals de Here, uw God, u geboden heeft. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw rund, noch uw ezel, noch uw overige vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont, opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd rusten zoals gij.
- Als ik dacht: Mijn voet wankelt –
dan ondersteunde mij uw goedertierenheid, o Here. - Ik zal U loven in oprechtheid des harten,
wanneer ik uw rechtvaardige verordeningen leer. - Keer terug en zeg tot Hizkia, de vorst van mijn volk: zo zegt de Here, de God van uw vader David: Ik heb uw gebed gehoord. Ik heb uw tranen gezien; zie, Ik zal u gezond maken, op de derde dag zult gij opgaan naar het huis des Heren.
Gerelateerde onderwerpen
Liefde
De liefde is lankmoedig...
Wet
Wat ik u heden...
Zonde
Of weet gij niet...
Betrouwbaarheid
Maar wèl getrouw is...
Aanbidding
O HERE, Gij zijt...
Leven
De HERE zal u...