Bijbelteksten over 'Kwaad'
- Ziet toe, dat niemand kwaad met kwaad vergelde, maar jaagt te allen tijde het goede na, jegens elkander en jegens allen.
- En wie zal u kwaad doen, als gij u beijvert voor het goede?
- En vergeldt geen kwaad met kwaad of laster met laster, maar zegent integendeel, wijl gij hiertoe geroepen zijt, dat gij zegen zoudt beërven.
- De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.
- Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen.
- Bedrog is in het hart van wie kwaad smeden,
maar voor wie tot vrede raden, is er vreugde. - Maar toetst alles en behoudt het goede.
Onthoudt u van alle soort van kwaad. - Het aangezicht des Heren is tegen hen die kwaad doen,
om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. - Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil.
- De Here zal u bewaren voor alle kwaad,
Hij zal uw ziel bewaren.
De Here zal uw uitgang en uw ingang bewaren
van nu aan tot in eeuwigheid. - Wees niet wijs in eigen ogen,
vrees de Here en wijk van het kwaad;
het zal medicijn wezen voor uw vlees,
en lafenis voor uw gebeente. - Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord.
- Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen.
- Maakt u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen, want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen hebben; elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
- Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,
ik vrees geen kwaad,
want Gij zijt bij mij;
uw stok en uw staf, die vertroosten mij. - Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen, zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden.
- Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad.
- Hij, die onberispelijk wandelt en doet wat recht is
en waarheid spreekt in zijn hart,
die met zijn tong niet lastert,
die zijn metgezel geen kwaad doet
en geen smaad op zijn naaste laadt. - Toen God zag wat zij deden, hoe zij zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.
- Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
- En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
- Wijk noch ter rechter-, noch ter linkerhand af,
houd uw voet verwijderd van het kwade. - Wijk van het kwade en doe het goede,
zoek de vrede en jaag die na. - Bevestig mijn schreden naar uw toezegging,
laat generlei onrecht over mij heersen. - Maar indien het kwaad is in uw ogen, de Here te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: òf de goden die uw vaderen aan de overzijde der Rivier gediend hebben, òf de goden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen!
- Bewaar uw tong voor het kwade
en uw lippen voor het spreken van bedrog. - De vreze des Heren is het kwade te haten;
hoogmoed en trots en boze wandel
en een mond vol draaierijen haat ik. - Want:
wie het leven wil liefhebben
en goede dagen zien,
weerhoude zijn tong van het kwade,
en zijn lippen van bedrog te spreken;
hij wijke af van het kwade en doe het goede,
hij zoeke de vrede en jage die na. - Want de handelwijze der volken, die is nietigheid: want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, – arbeid van werkmanshanden met de bijl – met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet, zij moeten beslist gedragen worden, want zij kunnen geen stap doen. Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet.
- De liefde zij ongeveinsd. Weest afkerig van het kwade, gehecht aan het goede.
- De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet.
- Neemt daarom de wapenrusting Gods, om weerstand te kunnen bieden in de boze dag en om, uw taak geheel vervuld hebbende, stand te houden.
- Want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen,
en zijn oren tot hun smeking,
maar het aangezicht des Heren is tegen hen, die het kwade doen. - En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. Want Uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.
- Zo zegt de Here der heerscharen: spreekt eerlijk recht en bewijst elkander liefde en barmhartigheid; verdrukt weduwe noch wees, bijwoner noch arme, en beraamt niet in uw hart elkanders onheil?
- Maar wèl getrouw is de Here, die u sterken zal en u bewaren voor de boze.
- Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!
- Want waar naijver en zelfzucht heerst, daar is wanorde en allerlei kwade praktijk.
- Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.
- Opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus, onze Here.
- Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?
- De Rots, wiens werk volkomen is,
omdat al zijn wegen recht zijn;
een God van trouw, zonder onrecht,
rechtvaardig en waarachtig is Hij. - Laat het ja, dat gij zegt, ja zijn, en het neen, neen; wat daar bovenuit gaat, is uit den boze.
- Wie haat verbergt, is een leugenlip;
wie laster verbreidt, is een dwaas. - Gij, die de Here liefhebt, haat het kwade;
Hij, die de zielen van zijn gunstgenoten bewaart,
redt hen uit der goddelozen hand. - Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking.
- Een dwaas maakt zijn ergernis aanstonds bekend,
maar een schrandere bedekt de smaad. - Weet (dit) wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn.
- De lankmoedige is groot van verstand,
maar wie kortaangebonden is, hoopt dwaasheid op. - Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels.
Gerelateerde onderwerpen
Kwaad
Laat u niet overwinnen...
Zonde
Of weet gij niet...
Leven
De HERE zal u...
Goedheid
Maar weest jegens elkander...
Afgoden
Kinderkens, wacht u voor...
Zegen
De HERE zegene u...
Bijbeltekst van de dag
Alle woord Gods is gelouterd;hun die bij Hem schuilen, is Hij ten schild.