DailyVerses.netThema'sWillekeurige tekstInschrijven

Bijbelteksten over 'Nog'

  • Want toen wij nog krachteloos waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozen gestorven.
  • Al is er nog geen woord op mijn tong,
    zie, HEERE, U weet het alles.
  • Jezus dan zei tegen hen: Nog een korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen naar Hem Die Mij gezonden heeft.
  • Want ben ik nu bezig mensen te overtuigen, of God? Of probeer ik mensen te behagen? Als ik immers nog mensen behaagde, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.
  • Terwijl hij nog sprak, zie, een lichtende wolk overschaduwde hen; en zie, een stem uit de wolk zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!
  • Toen ging ook de andere discipel, die het eerst bij het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde. Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan.
  • Want God is niet onrechtvaardig dat Hij uw werk zou vergeten en de liefdevolle inspanning die u Zijn Naam bewezen hebt, doordat u de heiligen gediend hebt en nog dient.
  • Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?
    Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die met betrekking tot de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?
  • Want bij hoge uitzondering zal iemand voor een rechtvaardige sterven; hoogstens immers heeft iemand de moed om voor de goede mens te sterven. God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.
  • Daarom, zeg tegen hen: Zo zegt de Heere HEERE: Geen van Mijn woorden zal nog uitgesteld worden. Het woord dat Ik gesproken heb, zal in vervulling gaan, spreekt de Heere HEERE.
  • Er blijft dus nog een sabbatsrust over voor het volk van God, want wie Zijn rust binnengegaan is, die heeft zelf ook van zijn werken gerust, zoals God van de Zijne.
  • Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u allemaal gegeven, evenals het groene gewas. Maar vlees met zijn leven, zijn bloed, er nog in mag u niet eten.
  • Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar Mijn Vader, maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, en naar Mijn God en uw God.
  • De geboorte van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest.
  • Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.
  • Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, zoals Hij rein is.
  • En nu, waarom aarzelt u? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van de Naam van de Heere.
  • En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken.
  • Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, want Ik ga heen naar Mijn Vader.
  • Wat zullen wij dan over deze dingen zeggen? Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?
  • Ook nu echter, spreekt de HEERE,
    bekeer u tot Mij met heel uw hart,
    namelijk met vasten, met geween en met rouwklacht.
  • Maar als iemand de zijnen en vooral zijn huisgenoten niet verzorgt, heeft hij het geloof verloochend en is hij erger dan een ongelovige.
  • Al vóór de bergen geboren waren
    en U de aarde en de wereld voortgebracht had,
    ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid bent U God.
  • Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.
  • Want ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste, maar in het vlees te blijven is noodzakelijker voor u.
  • Maar als wij hopen wat wij niet zien, dan verwachten wij het met volharding.
  • Wat buigt u zich neer, mijn ziel,
    en wat bent u onrustig in mij?
    Hoop op God, want ik zal Hem weer loven;
    Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
  • Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.
  • Kan iemand soms het water weren, zodat deze mensen, die evenals wij de Heilige Geest ontvangen hebben, niet gedoopt zouden worden?
  • Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.
  • Al belegerde mij een leger,
    mijn hart zou niet vrezen;
    al brak er een oorlog tegen mij uit,
    toch vertrouw ik hierop.
  • Want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen.
  • Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.
  • Het is de goedertierenheid van de HEERE dat wij niet omgekomen zijn,
    dat Zijn barmhartigheid niet opgehouden is!
    Nieuw zijn ze, elke morgen;
    groot is Uw trouw!
  • Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen.
  • Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof.
  • Een lip die voortreffelijke dingen spreekt, past niet bij een dwaas,
    hoeveel te minder een vals woord bij een aanzienlijke.
  • En toen ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals op ons in het begin.
  • En Hij zei tegen hen: Kijk uit en wees op uw hoede voor de hebzucht. Immers, al heeft iemand overvloed, zijn leven behoort niet tot zijn bezit.
  • Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven.
  • Het aangezicht van de HEERE is tegen hen die kwaad doen:
    Hij zal hun nagedachtenis van de aarde uitroeien.
  • Denk aan uw Schepper in de dagen van uw jeugd,
    voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen
    waarvan u zeggen zult:
    Ik vind er geen vreugde in.
  • De God nu van alle genade, Die ons geroepen heeft tot Zijn eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus, Hij Zelf moge u – na een korte tijd van lijden – toerusten, bevestigen, versterken en funderen.
  • En ik kende Hem niet, maar Hij Die mij gezonden heeft om te dopen met water, Die had tegen mij gezegd: Op Wie u de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, Die is het Die met de Heilige Geest doopt.
  • Want het leven is voor mij Christus en het sterven is voor mij winst.
  • Ik riep tot Hem met mijn mond,
    en Hij werd geroemd door mijn tong.
  • Wie is een God als U,
    Die de ongerechtigheid vergeeft,
    Die voorbijgaat aan de overtreding
    van het overblijfsel van Zijn eigendom?
    Hij zal niet voor eeuwig vasthouden aan Zijn toorn,
    want Hij vindt vreugde in goedertierenheid.
  • Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.
  • Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem van een aartsengel en met een bazuin van God neerdalen uit de hemel. En de doden die in Christus zijn, zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.
  • En ú moge de Heere doen toenemen en overvloedig maken in de liefde tot elkaar en tot allen, zoals ook wij dat zijn tot u.