Bijbelteksten over 'Nog'
- Zo zeker als Christus, toen wij nog zwak waren, te zijner tijd voor goddelozen is gestorven.
- Jezus dan zeide: Nog korte tijd ben Ik bij u en dan ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft.
- En nu, wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn naam.
- Want niet licht zal iemand voor een rechtvaardige sterven – maar misschien heeft iemand nog de moed voor een goede te sterven – God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.
- Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.
- Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?
- Toen ging ook de andere discipel, die het eerst aan het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan.
- Maar ook nu nog luidt het woord des Heren: Bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en met vasten en met geween en met rouwklacht.
- Terwijl hij nog sprak, zie, daar overschaduwde hen een lichtende wolk, en zie, een stem uit de wolk zeide: Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb; hoort naar Hem!
- Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in mijn naam; bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.
- Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader.
- Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten en de liefde, die gij voor zijn naam getoond hebt door de diensten, welke gij de heiligen bewezen hebt en nog bewijst.
- Jezus zeide tot haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.
- Daarom zeg tot hen: zo zegt de Here Here: geen van mijn woorden zal nog langer worden uitgesteld. Het woord dat Ik spreken zal, zal in vervulling gaan, luidt het woord van de Here Here.
- Wat buigt gij u neder, o mijn ziel,
en wat zijt gij onrustig in mij?
Hoop op God, want ik zal Hem nog loven,
mijn Verlosser en mijn God! - Maar indien een vrouw voor de haren, en nog wel voor haar huisgenoten, niet zorgt, dan heeft zij haar geloof verloochend en is zij erger dan een ongelovige.
- Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinnert u, hoe Hij, toen Hij nog in Galilea was, tot u gesproken heeft, zeggend, dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden in de handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan.
- Van beide zijden word ik gedrongen: ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste; maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil.
- Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is.
- Want er is geen woord op mijn tong,
of, zie, Here, Gij kent het volkomen. - En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.
Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. - Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.
- Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid. Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten.
- En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken.
- Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.
- De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus. Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij gingen samenwonen, zwanger te zijn uit de heilige Geest.
- Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?
- Eer de bergen geboren waren,
en Gij aarde en wereld hadt voortgebracht,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. - Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding.
- Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.
- Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen, die evenals wij de heilige Geest hebben ontvangen?
- Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!
- Al legert zich een leger tegen mij,
mijn hart vreest niet;
al verheft zich een krijg tegen mij,
nochtans blijf ik vertrouwen. - Want wij wandelen in geloof, niet in aanschouwen.
- Het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat wij niet omgekomen zijn,
want zijn barmhartigheden houden niet op,
elke morgen zijn zij nieuw,
groot is uw trouw! - Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten.
- Een groot woord past niet aan een dwaas,
hoeveel te minder leugentaal aan een edele. - En toen ik begonnen was te spreken, viel de heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons.
- Hij zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.
- Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft.
- Het aangezicht des Heren is tegen hen die kwaad doen,
om hun gedachtenis van de aarde uit te roeien. - Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen.
- Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten.
- En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt.
- Want het leven is mij Christus en het sterven gewin.
- Nauwelijks had ik met mijn mond tot Hem geroepen,
of er was een lofzang onder mijn tong. - Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid!
- Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
- Want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen.
- En u doe de Here toenemen en overvloedig worden in de liefde tot elkander en tot allen – zoals ook wij gezind zijn jegens u.
Gerelateerde onderwerpen
Jezus
Jezus zag hen aan...
Hemelvaart
En nadat Hij dit...
Zonde
Of weet gij niet...
Leven
De HERE zal u...
Opstanding
Jezus zeide tot haar...
Werken
Wat gij ook doet...
Bijbeltekst van de dag
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?