Bijbelteksten over 'Goed'
- Want indien gij goed doet aan wie u goed doen, wat hebt gij vóór? Ook de zondaars doen dat.
- Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het,
als broeders ook tezamen wonen. - Looft de Here, want Hij is goed,
want zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. - Smaakt en ziet, dat de Here goed is;
welzalig de man die bij Hem schuilt. - Als iemand dan weet goed te doen en het niet doet, is het hem tot zonde.
- De Here is goed, een sterkte ten dage der benauwdheid; Hij kent hen die bij Hem schuilen.
- Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend,
rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen. - Kommer in het hart van de mens buigt het neder,
maar een goed woord verblijdt het. - Want niemand op aarde is zo rechtvaardig, dat hij goed doet zonder te zondigen.
- En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past.
- Iemand heeft vreugde, als hij een gepast antwoord geeft,
en hoe goed is een woord op zijn tijd! - Ik heb tot de Here gezegd: Gij zijt mijn Here,
ik heb geen goed buiten U. - Leert goed te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe.
- Jonge leeuwen lijden ontbering en honger,
maar wie de Here zoeken,
hebben geen gebrek aan enig goed. - Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen.
- De vreze des Heren is het begin der wijsheid,
een goed inzicht hebben allen die ze betrachten.
Zijn lof houdt eeuwig stand. - Onthoud het goed niet aan wie het toekomt,
terwijl het in uw macht is het te doen. - Goed en waarachtig is de Here;
daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg.
Ootmoedigen doet Hij wandelen in het recht,
en Hij leert ootmoedigen zijn weg. - Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat.
- Hiervan toch ben ik ten volle overtuigd, dat Hij, die in u een goed werk is begonnen, dit ten einde toe zal voortzetten, tot de dag van Christus Jezus.
- Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de Here van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.
- Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten.
- Bij het vermeerderen van het goed vermeerderen ook zij die het verteren; en wat is het gewin van de bezitter daarvan anders dan het toezien?
- Hoe groot is het goed
dat Gij hebt weggelegd voor wie U vrezen,
dat Gij bereid hebt voor wie bij U schuilen
ten aanschouwen van de mensenkinderen. - En God is bij machte alle genade in u overvloedig te schenken, opdat gij, in alle opzichten te allen tijde van alles genoegzaam voorzien, in alle goed werk overvloedig moogt zijn.
- Als tegenbeeld daarvan redt u thans de doop, die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus.
- Een goed mens brengt uit de goede schat zijns harten het goede voort en een slecht mens brengt uit de boze schat het boze voort. Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond.
- Iedere gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van ommekeer.
- Geen liederlijk woord kome uit uw mond, maar als gij een goed (woord) hebt, tot opbouw, waar dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ontvangen.
- Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.
- Voorspoedig is de man die zich ontfermt en uitleent,
die zijn zaken recht behartigt. - Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, (maar) dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen.
- En de Here God zeide: Zie, de mens is geworden als Onzer een door de kennis van goed en kwaad; nu dan, laat hij zijn hand niet uitstrekken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij in eeuwigheid zou leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was.
- Wie op het woord acht geeft, zal het goede vinden;
ja, welzalig hij, die op de Here vertrouwt. - Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wèl te doen.
- Ik heb ingezien, dat het niet in hun eigen macht staat, maar als men zich verheugt en zich te goed doet in zijn leven, kortom als iemand eet en drinkt en het goede geniet bij al zijn zwoegen, dan is dat een gave Gods.
- Dan zult gij gerechtigheid en recht verstaan,
ook rechtschapenheid, elke goede weg. - Zie, wat ik als goed heb opgemerkt, is dit: dat het voortreffelijk is te eten en te drinken en het goede te genieten bij al het zwoegen, waarmee iemand zich aftobt onder de zon gedurende de weinige dagen van zijn leven, die God hem schenkt, want dit is zijn deel.
- De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
- Och, hadden zij steeds zulk een hart om Mij te vrezen en om al mijn geboden te onderhouden, opdat het hun en hun kinderen voor altoos wèl mocht gaan!
- Heel de weg, die de Here, uw God, u geboden heeft, zult gij gaan, opdat gij leeft en het u wèl ga en gij lang woont in het land, dat gij in bezit zult nemen.
- Maar tot u, die Mij hoort, zeg ik: Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen.
- Maar dit gebod heb Ik hun gegeven: Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op de ganse weg die Ik u gebied, opdat het u welga.
- Ik echter vertrouw op uw goedertierenheid,
over uw verlossing juicht mijn hart.
Ik wil de Here zingen, omdat Hij mij heeft welgedaan. - Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad.
- Uit dezelfde mond komt zegening en vervloeking voort. Dit moet, mijn broeders, niet zo zijn.
- Onderhoud dan zijn inzettingen en zijn geboden, die ik u heden opleg, opdat het u en uw kinderen na u wèl ga en opdat gij lang leeft in het land, dat de Here, uw God, u geven zal voor altijd.
- Zijn heer zeide tot hem. Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer.
- Wijk van het kwade en doe het goede,
zoek de vrede en jaag die na. - Weet (dit) wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet snel zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam tot toorn.
Gerelateerde onderwerpen
Rechtvaardigheid
Wie gerechtigheid en liefde...
Zegen
De HERE zegene u...
Goedheid
Maar weest jegens elkander...
Aanbidding
O HERE, Gij zijt...
God
De HERE, uw God...
Beloning
Wat gij ook doet...
Bijbeltekst van de dag
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet?
Willekeurige Bijbeltekst
Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet;Ik raad u; mijn oog is op u.Volgende tekst!Met afbeelding