DailyVerses.netThema'sWillekeurige tekstInschrijven

Bijbelteksten over 'Hoe'

  • Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het
    dat broeders ook eensgezind samenwonen.
  • O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!
  • Een man heeft blijdschap in het antwoord van zijn mond,
    en hoe goed is een woord op zijn tijd!
  • Ik heb een verbond gesloten met mijn ogen;
    hoe kan ik dan begerig naar een jonge vrouw kijken?
  • Zeg niet: Hoe komt het
    dat de dagen van vroeger beter waren dan deze?
    Want niet uit wijsheid
    zou u dat vragen.
  • Wie dan de goederen van de wereld heeft, en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn hart voor hem toesluit, hoe kan de liefde van God in hem blijven?
  • Hoe groot is Uw goed,
    dat U weggelegd hebt voor wie U vrezen,
    dat U bereid hebt voor wie tot U de toevlucht nemen
    ten aanschouwen van de mensenkinderen.
  • Hoe ik niets van wat nuttig was, nagelaten heb u te verkondigen en te onderwijzen, in het openbaar en in de huizen.
  • Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt?
    Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die met betrekking tot de zonde gestorven zijn, nog daarin leven?
  • Hoe zal Hij, Die zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard maar voor ons allen overgegeven heeft, ons ook met Hem niet alle dingen schenken?
  • Hoe lieflijk zijn op de bergen
    de voeten van hem die het goede boodschapt,
    die vrede laat horen, die een goede boodschap brengt van het goede,
    die heil laat horen,
    die tegen Sion zegt:
    Uw God is Koning.
  • Wandel met wijsheid bij hen die buiten zijn, en buit de geschikte tijd uit. Laat uw woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt, opdat u weet hoe u iedereen moet antwoorden.
  • Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent.
  • Evenmin als u weet wat de richting van de wind is, of hoe het gaat met de beenderen in de buik van een zwangere vrouw, evenmin kent u het werk van God, Die alles maakt.
  • Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver?
    Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord.
  • Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinner u hoe Hij tot u gesproken heeft, toen Hij nog in Galilea was: De Zoon des mensen moet overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.
  • Wanneer u dan in uw hart zegt: Hoe kunnen wij het woord herkennen dat de HEERE niet gesproken heeft? Wanneer die profeet in de Naam van de HEERE spreekt, en het gebeurt niet en het komt niet uit, dan is dat een woord dat de HEERE niet gesproken heeft. In overmoed heeft die profeet dat gesproken; wees niet bevreesd voor hem.
  • Als iemand zou zeggen: Ik heb God lief, en hij zou zijn broeder haten, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft?
  • Want in veel wijsheid zit veel verdriet.
    Wie kennis vermeerdert, vermeerdert leed.
  • Namelijk verlichte ogen van uw verstand, om te weten wat de hoop van Zijn roeping is, en wat de rijkdom is van de heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen.
  • Waar kan ik Uw Geest ontgaan,
    waar Uw aangezicht ontvluchten?
    Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar;
    of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar.
  • Aan hen heeft God willen bekendmaken wat de rijkdom is van de heerlijkheid van dit geheimenis onder de heidenen: Christus onder u, de hoop op de heerlijkheid.
  • Wie dan weet goed te doen, en het niet doet, voor hem is het zonde.
  • Maar Hij kent de weg die ik ga.
    Laat Hij mij beproeven – ik zal er als goud uitkomen.
    Mijn voet heeft zich aan Zijn spoor gehouden;
    aan Zijn weg heb ik mij gehouden, ik ben er niet van afgeweken.
  • Verhef U boven de hemel, o God;
    Uw eer zij over de hele aarde.
  • Ik, Ik ben het Die u troost.
    Wie bent u dat u bevreesd bent voor een sterveling, die sterven moet,
    voor een mensenkind, gras, dat vergaat.
  • Verhef U boven de hemel, o God,
    en Uw eer over de hele aarde.
  • Want zoals het lichaam één is en veel leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn, zo is het ook met Christus.
  • Let er dan op dat u nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen,
    en buit de geschikte tijd uit, omdat de dagen vol kwaad zijn.
  • Toen kwam Petrus naar Hem toe en zei: Heere, hoeveel keer zal mijn broeder tegen mij zondigen en ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zei tegen hem: Ik zeg u: niet tot zevenmaal, maar tot zeventig maal zevenmaal.
  • Let op de raven: zij zaaien niet en maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer en geen schuur, en God voedt hen. Hoever gaat u de vogels te boven?
  • Zo zegt de HEERE:
    Ga staan op de wegen, en zie,
    vraag naar de aloude paden,
    waar toch de goede weg is, en bewandel die.
    Dan zult u rust vinden voor uw ziel.
    Maar zij zeggen: Wij bewandelen die niet.
  • En het gebeurde dat Hij op een sabbat door de korenvelden ging; en Zijn discipelen begonnen onder het lopen aren te plukken. En de Farizeeën zeiden tegen Hem: Zie, waarom doen zij op de sabbat iets wat niet geoorloofd is? En Hij zei tegen hen: Hebt u nooit gelezen wat David deed toen hij in nood verkeerde, en hij honger had, en zij die bij hem waren? Hoe hij het huis van God binnengegaan is ten tijde van Abjathar, de hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand mag eten behalve de priesters, en ze ook gegeven heeft aan hen die bij hem waren? En Hij zei tegen hen: De sabbat is gemaakt ter wille van de mens, niet de mens ter wille van de sabbat. Daarom, de Zoon des mensen is Heere, óók van de sabbat.
  • Toen zag God wat zij deden, dat zij zich bekeerden van hun slechte weg. En God kreeg berouw over het kwade dat Hij gezegd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.
  • Want wij struikelen allen in veel opzichten. Als iemand in woorden niet struikelt, is hij een volmaakt man, die bij machte is om ook het hele lichaam in toom te houden.
  • Ik onderwijs je in de weg van de wijsheid
    en laat je in de rechte sporen treden.
  • Waar het goed vermeerdert, vermeerderen zij die het opeten. Welk voordeel hebben dan de bezitters ervan, behalve dat hun ogen ernaar kunnen kijken?
  • U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.
  • Proef en zie dat de HEERE goed is;
    welzalig de man die tot Hem de toevlucht neemt.
  • Leer mij, HEERE, Uw weg,
    ik zal in Uw waarheid wandelen,
    maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen.
  • Maar de HEERE zei tegen Samuel: Kijk niet naar zijn uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.
  • Wat is dan de sterveling, dat U aan hem denkt,
    en de mensenzoon, dat U naar hem omziet?
  • HEERE, luister naar mijn gebed,
    neem mijn smeekbeden ter ore.
    Verhoor mij naar Uw trouw,
    naar Uw gerechtigheid.
  • Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE;
    Heere, hoor naar mijn stem.
    Laat Uw oren opmerkzaam zijn
    op mijn luide smeekbeden.
  • Zoals water gezicht tegenover gezicht stelt,
    zo weerspiegelt het hart van de mens de mens zelf.
  • Heere, al mijn verlangen ligt voor U open,
    mijn zuchten is voor U niet verborgen.
  • Wie echter zijn wil niet gekend heeft en dingen gedaan heeft die slagen verdienen, zal met weinig slagen geslagen worden. En van ieder aan wie veel gegeven is, zal veel teruggevraagd worden en van hem aan wie men veel toevertrouwd heeft, zal men des te meer eisen.
  • Eén ding heb ik van de HEERE verlangd,
    dát zal ik zoeken:
    dat ik wonen mag in het huis van de HEERE,
    al de dagen van mijn leven,
    om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen
    en te onderzoeken in Zijn tempel.
  • HEERE, maak mij Uw wegen bekend,
    leer mij Uw paden.
  • Luister naar mijn gebed, HEERE,
    neem mijn hulpgeroep ter ore,
    zwijg niet bij mijn tranen,
    want ik ben een vreemdeling bij U,
    een bijwoner, zoals al mijn vaderen.